In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 juli 2018 een beschikking gegeven inzake de schoolkeuze van de minderjarige [minderjarige 1]. De moeder heeft verzocht om vervangende toestemming om [minderjarige 1] in te schrijven op de middelbare school [schoolkeuze moeder] in [woonplaats], zonder de toestemming van de vader. De vader heeft verweer gevoerd en zelf ook vervangende toestemming gevraagd voor inschrijving op de GSR in [stad schoolkeuze vader]. De ouders zijn gescheiden en hebben gezamenlijk gezag over hun kinderen. De rechtbank heeft de voorkeuren van beide ouders en de mening van [minderjarige 1] in overweging genomen. De moeder heeft betoogd dat de WZ beter aansluit bij de behoeften van [minderjarige 1], terwijl de vader de GSR prefereert vanwege de expliciete christelijke identiteit en de kwaliteit van het onderwijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] een duidelijke voorkeur heeft voor de WZ, die hij als een moderne school beschouwt waar hij zich thuis voelt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de mening van [minderjarige 1] zwaarwegend is, gezien zijn leeftijd en de argumenten die hij heeft aangedragen. De rechtbank heeft de moeder vervangende toestemming verleend om [minderjarige 1] in te schrijven op de WZ en het verzoek van de vader afgewezen. Tevens heeft de rechtbank de wens uitgesproken dat de ouders gezamenlijk achter de keuze van [minderjarige 1] staan.