ECLI:NL:RBDHA:2018:8029

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
C/09/553872 / JE RK 18-1095
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen na escalaties in thuissituatie

Op 25 juni 2018 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, naar aanleiding van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden. De ouders van de minderjarigen, die gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben in het verleden te maken gehad met escalaties in de thuissituatie, waaronder verbaal en fysiek geweld. De minderjarigen zijn getuige geweest van deze situaties, wat heeft geleid tot angst en onveiligheid binnen het gezin. De Raad heeft verzocht om ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar, omdat de veiligheid van de minderjarigen niet gewaarborgd zou zijn.

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de ouders hun relatieproblemen actief hebben aangepakt door middel van relatietherapie en gesprekken met een psycholoog. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders bereid zijn om hun situatie te verbeteren en dat er positieve ontwikkelingen zijn, zoals een goede balans binnen het gezin en de bereidheid om hulp te accepteren. De minderjarigen hebben ook gesprekken met een schoolmaatschappelijk werker, wat bijdraagt aan hun welzijn.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, gezien de verbeteringen in de situatie van de ouders en de minderjarigen, er niet langer sprake is van een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van de minderjarigen. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat de ouders, ook zonder drangkader, hun medewerking aan de hulpverlening zullen voortzetten om herhaling van escalaties te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/553872 / JE RK 18-1095
Datum uitspraak: 25 juni 2018

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 29 mei 2018 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2006
te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 3]geboren op [geboortedag 3] 2013 te [geboorteplaats] hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
hierna tezamen te noemen: de minderjarigen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[De heer en mevrouw]

hierna te noemen: de ouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.S. Sewdajal te Zoetermeer.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek;
- het verweerschrift van de zijde van de advocaat van de ouders.
Op 25 juni 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- de ouders, bijgestaan door mrs. A.C. Mohabir en R.S. Sewdajal;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] , namens Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden.

Feiten

– De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
– De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
– De minderjarigen verblijven feitelijk bij de ouders.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen voor de periode van één jaar. De Raad heeft, blijkens de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. In de afgelopen jaren hebben er meerdere escalaties in de thuissituatie plaatsgevonden, waarbij sprake was van verbaal en fysiek geweld. De minderjarigen zijn hiervan getuige geweest. De moeder en de minderjarigen hebben ook tweemaal in een Blijfhuis verbleven. Bij de minderjarigen is er nog steeds de angst dat de vader zijn eerder geuite dreigementen ten uitvoer zal brengen. De indruk bestaat dat de ouders onvoldoende oog hebben voor de angst van de minderjarigen. De spanning die dit voor de minderjarigen teweegbrengt vormt een bedreiging in hun ontwikkeling. Daarnaast is er tussen de ouders sprake van relatieproblemen en een verschil van opvoedingsstijl. Bij de vader zal worden onderzocht of er sprake is van autisme. De indruk bestaat dat de ouders sterk in beslag worden genomen door hun persoonlijke en onderlinge problemen, waardoor er minder zicht is op de minderjarigen. De problemen zijn van invloed op de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarigen. Zij geven aan dat zij bang zijn en zich nog niet veilig voelen nu de vader weer in het gezin woont. De ouders tonen zich bereid om hun situatie te verbeteren en accepteren de hulpverlening. De positieve verandering is echter zeer pril en er is sprake van een kwetsbaar evenwicht. De Raad schat in dat er een groot risico is dat opnieuw problemen zullen ontstaan. De Raad vindt de veiligheid van de minderjarigen daarom onvoldoende gewaarborgd.
Ter zitting is namens de Raad aangevoerd dat, na overleg met de raadsonderzoekers, de nieuwe ontwikkelingen geen aanleiding hebben gegeven om het verzoek in te trekken. De uitspraken van de vader zijn heftig geweest. De ouders zijn goed op weg, maar de ontwikkelingen zijn nog te pril. Een jeugdbeschermer kan regie voeren op de lopende hulpverlening en de situatie in de gaten houden. De Raad heeft geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek voor de duur van zes maanden en aanhouding daarvan voor het overige.
De raadslieden hebben, namens de ouders, verzocht het verzoek af te wijzen dan wel de termijn van de ondertoezichtstelling te verkorten. De raadslieden hebben daar het volgende aan ten grondslag gelegd. De ouders zijn herenigd en de echtscheidingsprocedure is ingetrokken. De moeder heeft inmiddels een baan gevonden, waardoor een goede balans is ontstaan binnen het gezin. De ouders hebben daarnaast – op eigen initiatief – diverse inspanningen verricht om de relatieproblemen op te lossen. Er hebben diverse bezoeken plaatsgevonden bij een psycholoog, zowel door de ouders gezamenlijk als individueel. Uit het onderzoek bij de vader is geen noodzaak tot verder onderzoek voortgekomen; hij zal echter blijven doorgaan met het onderzoek om te bekijken of er bij hem sprake is van autistische kenmerken. Het gezin is daarnaast gezamenlijk op vakantie geweest; dat ging goed. Door de goede begeleiding van de psycholoog en de relatietherapeut zullen escalaties in de toekomst niet meer voorkomen. De schoolresultaten van de minderjarigen zijn ook goed. Jeugd Gezondheidszorg heeft daarnaast bij één van de minderjarigen een gezondheidsonderzoek uitgevoerd; het resultaat daarvan is goed. Het rapport van de Raad geeft geen, althans onvoldoende, blijk van deze nieuwe, positieve ontwikkelingen. Het verzoek voldoet daarom niet aan de wettelijke vereisten.
De moeder heeft aangegeven dat er nu hulp in het gezin is en dat er een stijgende lijn zit in hoe het gaat. De vader en zij hebben nachtenlang gesproken en willen niet meer scheiden. Ze vertrouwt de vader weer. Een ondertoezichtstelling is daarom niet nodig. De minderjarigen hebben gesprekken met een schoolmaatschappelijk werker. Die gesprekken zullen worden voortgezet. De vader heeft aangegeven het hiermee eens te zijn. Hij heeft voorts naar voren gebracht dat hij heeft gemerkt dat de kinderen niet meer bang van hem zijn.

Beoordeling

De kinderrechter overweegt dat de zorgen van de Raad voornamelijk worden gevormd door de relatieproblemen tussen de ouders, de escalaties die hierdoor zijn ontstaan en het effect hiervan op de minderjarigen. De kinderrechter is, met de Raad, van oordeel dat dergelijke escalaties – waarbij onder meer dreigementen werden geuit vanuit de vader naar moeder in het bijzijn de minderjarigen – zeer schadelijk zijn voor de minderjarigen. De ouders hebben de relatieproblemen echter actief aangepakt; zij zijn in relatietherapie gegaan en hebben aantoonbaar meerdere gesprekken gevoerd met een psycholoog. De vader heeft voorts aangegeven open te staan voor verdere psychologische hulp. Uit de door de raadslieden verstrekte stukken blijkt voorts dat het inmiddels beter gaat met de minderjarigen en dat zij gesprekken voeren met een schoolmaatschappelijk werker. De kinderrechter is, gezien deze omstandigheden, van oordeel dat niet meer kan worden gesproken van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarigen en zal het verzoek daarom afwijzen.
De kinderrechter spreekt de hoop uit dat de ouders – ook zonder drangkader – hun medewerking aan de hulpverlening zullen voortzetten, om zo te voorkomen dat de minderjarigen opnieuw getuige zullen zijn van dergelijke escalaties.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.G. Nuboer als griffier en in het openbaar uitgesproken op
25 juni 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.