Op 25 juni 2018 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, naar aanleiding van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden. De ouders van de minderjarigen, die gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben in het verleden te maken gehad met escalaties in de thuissituatie, waaronder verbaal en fysiek geweld. De minderjarigen zijn getuige geweest van deze situaties, wat heeft geleid tot angst en onveiligheid binnen het gezin. De Raad heeft verzocht om ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar, omdat de veiligheid van de minderjarigen niet gewaarborgd zou zijn.
Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de ouders hun relatieproblemen actief hebben aangepakt door middel van relatietherapie en gesprekken met een psycholoog. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders bereid zijn om hun situatie te verbeteren en dat er positieve ontwikkelingen zijn, zoals een goede balans binnen het gezin en de bereidheid om hulp te accepteren. De minderjarigen hebben ook gesprekken met een schoolmaatschappelijk werker, wat bijdraagt aan hun welzijn.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, gezien de verbeteringen in de situatie van de ouders en de minderjarigen, er niet langer sprake is van een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van de minderjarigen. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat de ouders, ook zonder drangkader, hun medewerking aan de hulpverlening zullen voortzetten om herhaling van escalaties te voorkomen.