ECLI:NL:RBDHA:2018:8145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
NL18.8037, NL18.8038, NL18.8039, NL18.8040, NL18.8041 en NL18.8042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen en overdracht naar Frankrijk onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2018 uitspraak gedaan over de asielaanvragen van eisers, die niet in behandeling zijn genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, aangezien eisers op 10 januari 2018 asiel hebben aangevraagd in Frankrijk en dit land op 12 februari 2018 de verantwoordelijkheid heeft aanvaard. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris en vroegen om voorlopige voorzieningen om overdracht aan Frankrijk te voorkomen.

Tijdens de zitting hebben de eisers hun standpunten toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd dat Frankrijk het Vluchtelingenverdrag en andere richtlijnen voor asielzoekers niet naleeft. De rechtbank concludeerde dat de medische voorzieningen in Frankrijk vergelijkbaar zijn met die in Nederland en dat eisers toegang zullen hebben tot de nodige zorg na overdracht. De rechtbank heeft ook overwogen dat de door eisers aangevoerde bijzondere feiten en omstandigheden niet zodanig zijn dat de overdracht als kennelijk onredelijk kan worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.8037, NL18.8038, NL18.8039, NL18.8040, NL18.8041 en NL18.8042
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[naam](eiser),
[naam 2](eiseres 1) en
[naam 3](eiseres 2), hierna gezamenlijk aangeduid als 'eisers'
(gemachtigde: mr. M. Erik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 24 april 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling ervan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Tevens hebben zij voorlopige voorzieningen gevraagd ter voorkoming van overdracht aan Frankrijk.
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2018. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De zaken zijn gezamenlijk behandeld.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting is onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Frankrijk primair verantwoordelijk is voor de asielaanvragen van eisers, nu zij in dit land asiel hebben aangevraagd op 10 januari 2018. Frankrijk heeft deze verantwoordelijkheid ook aanvaard op 12 februari 2018.
2. Eisers hebben niet met documenten aangetoond of anderszins aannemelijk gemaakt dat er concrete aanwijzingen zijn dat Frankrijk het Vluchtelingenverdrag, het EVRM [1] en de verschillende richtlijnen voor asielzoekers [2] niet naleeft, en dat daarom ten aanzien van Frankrijk niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Gelet hierop, en nu Frankrijk zich bereid heeft verklaard de aanvragen van eisers in behandeling te nemen, kan ervan kan worden uitgegaan dat aan eisers opvang en medische zorg zal worden verleend. De stelling van eisers dat dit niet het geval is, treft daarom geen doel.
3. De door eisers gestelde medische klachten geven, hoewel deze aannemelijk worden geacht, evenmin aanleiding voor het oordeel dat verweerder de asielaanvragen ten onrechte niet aan zich heeft getrokken omdat overdracht zal leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM. Verweerder mag ervan uit gaan dat de medische voorzieningen in Frankrijk vergelijkbaar zijn met die in Nederland, dat Frankrijk in staat is de klachten van eisers te kunnen behandelen en dat eisers na aankomst in Frankrijk toegang hebben tot de nodige behandeling. Eisers hebben ook niet met stukken onderbouwd dat hun medische situatie aanzienlijk en onomkeerbaar zal verslechteren door de overdracht zelf, waarbij de rechtbank overweegt dat eiser in zijn zienswijze heeft bevestigd dat momenteel geen sprake is van een medische behandeling.
4. Met betrekking tot het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening [3] overweegt de rechtbank dat aan verweerder beoordelings- en beleidsruimte toekomt bij de vraag of sprake is van zodanig bijzondere feiten en omstandigheden dat overdracht van kennelijke hardheid getuigt. De door eisers aangevoerde feiten en omstandigheden zijn niet zodanig bijzonder dat aanleiding bestaat voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van toepassing van de humanitaire clausule.
5. De slotsom is dat de beroepen ongegrond zijn. De verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter en voorzieningenrechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Richtlijn 2013/33/EU, Richtlijn 2011/95/EU en Richtlijn 2013/32/EU.
3.Verordening 604/2013/EU.