Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam 2](eiseres 1) en
[naam 3](eiseres 2), hierna gezamenlijk aangeduid als 'eisers'
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2018 uitspraak gedaan over de asielaanvragen van eisers, die niet in behandeling zijn genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, aangezien eisers op 10 januari 2018 asiel hebben aangevraagd in Frankrijk en dit land op 12 februari 2018 de verantwoordelijkheid heeft aanvaard. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris en vroegen om voorlopige voorzieningen om overdracht aan Frankrijk te voorkomen.
Tijdens de zitting hebben de eisers hun standpunten toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd dat Frankrijk het Vluchtelingenverdrag en andere richtlijnen voor asielzoekers niet naleeft. De rechtbank concludeerde dat de medische voorzieningen in Frankrijk vergelijkbaar zijn met die in Nederland en dat eisers toegang zullen hebben tot de nodige zorg na overdracht. De rechtbank heeft ook overwogen dat de door eisers aangevoerde bijzondere feiten en omstandigheden niet zodanig zijn dat de overdracht als kennelijk onredelijk kan worden aangemerkt.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na verzending van het proces-verbaal.