ECLI:NL:RBDHA:2018:8213
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van niet aannemelijk gemaakte identiteit en herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. Eiser heeft gesteld dat hij in Algerije is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar wegens bezit en handel in cannabis. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser zijn identiteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft verklaard zijn identiteitsdocumenten in Algerije en Turkije te hebben achtergelaten, maar de rechtbank oordeelt dat er geen verschoonbare omstandigheden zijn voor het niet overleggen van deze documenten. Bovendien heeft eiser niet kunnen aantonen dat hij daadwerkelijk is veroordeeld in Algerije, waardoor zijn asielrelaas niet geloofwaardig wordt geacht.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser voldoende tijd had om zijn identificerende documenten te verkrijgen en dat hij al sinds februari 2016 in Europa verblijft. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat het vonnis dat eiser heeft ingebracht tegenstrijdige informatie bevat en niet kan worden vastgesteld dat dit vonnis daadwerkelijk op eiser betrekking heeft. Daarnaast heeft eiser geen documenten overgelegd die zijn gezondheidssituatie onderbouwen, waardoor verweerder geen aanleiding had om het Bureau Medische Advisering om advies te vragen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier, en is openbaar gemaakt op 4 juli 2018.