ECLI:NL:RBDHA:2018:8356
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Syrische vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis om bij haar partner, referent, te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat de staatssecretaris van mening was dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent niet was aangetoond. Eiseres en referent hadden elkaar sinds 2010 gekend, maar verweerder stelde dat er geen duurzame en exclusieve partnerrelatie was die gelijk te stellen was met een huwelijk. Eiseres had niet onderbouwd dat zij en referent samenwoonden of financieel afhankelijk van elkaar waren. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag ongegrond was, omdat de feitelijke gezinsband niet aannemelijk was gemaakt. Eiseres had ook aangevoerd dat de hoorplicht was geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en dat er geen hoorplicht bestond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.