In deze zaak betreft het een verzoek tot onmiddellijke terugkeer van een minderjarige, [minderjarige], die door de vader op 21 september 2017 zonder toestemming van de moeder naar Nederland is meegenomen. De moeder, wonende in België, heeft een verzoek ingediend op basis van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in België was en dat de overbrenging naar Nederland ongeoorloofd was. De rechtbank heeft de vader verzocht om de minderjarige uiterlijk op 30 juli 2018 terug te brengen naar België. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen sprake was van een onveilige situatie voor de minderjarige in België, en dat de moeder geen toestemming heeft gegeven voor de overbrenging. De bijzondere curator is benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de bijzondere curator ontslagen na afloop van de procedure, tenzij er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is gegeven op 11 juli 2018 door de kinderrechters K.M. Braun, M. van Paridon en I. Zetstra.