ECLI:NL:RBDHA:2018:8570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2018
Publicatiedatum
16 juli 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 969
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning voor het zoeken naar arbeid in het kader van de regeling zoekjaar hoogopgeleiden

Op 16 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een Ghanese eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor wijziging en verlenging van zijn verblijfsvergunning, specifiek voor het doel 'het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst' in het kader van de regeling 'zoekjaar hoogopgeleiden'. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen omdat eiser niet had aangetoond dat hij in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag een geaccrediteerde bachelor- of masteropleiding had afgerond aan een Nederlandse instelling voor hoger onderwijs. Eiser had echter een post graduate diploma overgelegd, waaruit volgens hem bleek dat hij aan de vereisten voldeed.

De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 3:42 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank stelde vast dat, hoewel eiser geen masteropleiding had afgerond, hij wel een postdoctorale opleiding had gevolgd en hiervoor een diploma had ontvangen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/969

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag
voor wijziging en tevens verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning voor het doel ‘het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’ in het kader van de regeling ‘zoekjaar hoogopgeleiden’ afgewezen.
Bij besluit van 22 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen
.Tevens is verschenen L. Visser, tolk.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1970 en heeft de Ghanese nationaliteit. Eiser heeft vanaf 30 september 2016 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘studie’. Deze verblijfsvergunning is bij beschikking van 16 november 2017 met terugwerkende kracht per 7 juli 2017 ingetrokken wegens het boeken van onvoldoende studievoortgang. Eiser heeft een aanvraag voor wijziging en tevens verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning ingediend voor het doel ‘het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’ in het kader van de regeling ‘zoekjaar hoogopgeleiden’.
2. Verweerder heeft de aanvraag voor het wijzigen en verlengen van de verblijfsvergunning afgewezen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij in de drie jaar direct voorafgaand aan de aanvraag een geaccrediteerde bachelor- of masteropleiding met goed gevolg heeft afgerond aan een Nederlandse instelling voor hoger onderwijs. In bezwaar heeft eiser een aantal diploma’s van buitenlandse onderwijsinstellingen overgelegd. Verweerder heeft in de bestreden beschikking het besluit gehandhaafd omdat de overgelegde diploma’s niet zijn behaald in de drie jaar direct voorafgaand aan de aanvraag. Eiser voldoet volgens verweerder dan ook niet aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 3:42, eerste lid, aanhef en onder a en e, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op de vraag of eiser in aanmerking komt voor het zoekjaar op basis van artikel 3:42, eerste lid, aanhef en onder c, van het Vb, terwijl eiser daar wel expliciet een beroep op heeft gedaan. Eiser meent dat hij door het overleggen van het postgraduate diploma voldoende heeft aangetoond dat hij een postdoctorale opleiding heeft afgerond. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de opleidingsinstelling [opleidingsinstelling] op 7 november 2017 te kennen heeft gegeven dat eiser zijn master niet heeft afgerond, maar wel enkele modules heeft behaald. Eiser meent dat uit het dossier niet blijkt dat [opleidingsinstelling] deze mededeling heeft gedaan en voorts blijkt ook niet uit het door eiser overgelegde – door [opleidingsinstelling] afgegeven – diploma dat eiser enkele modules niet heeft gevolgd. Eiser meent voorts dat verweerder ten onrechte niet heeft beoordeeld of een redelijke uitleg van artikel 3:42 van het Vb niet alsnog tot vergunningverlening had moeten leiden, een kenbare belangenafweging op dit punt ontbreekt. Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat hij in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord, nu er discussie bestond over de opleiding en het diploma van eiser.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 3:42, eerste lid, aanhef en onder a, c en e, van het Vb, kan een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden verleend onder een beperking verband houdend met het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst aan een vreemdeling die in de drie jaar direct voorafgaand aan de aanvraag:
a. aan een Nederlandse instelling voor hoger onderwijs met goed gevolg een geaccrediteerde bachelor- of masteropleiding heeft afgerond;
(…)
c. in Nederland een postdoctorale opleiding van ten minste twaalf maanden heeft afgerond;
(…)
e. aan een bij ministeriële regeling aangewezen buitenlandse onderwijsinstelling een masteropleiding of een postdoctorale opleiding van ten minste twaalf maanden heeft afgerond of is gepromoveerd en:
1°. een minimale score heeft behaald van 6.0 bij het International English Language Testing System,
2°. een vergelijkbare minimale score heeft behaald in een Engelse taaltest zoals opgenomen in de Gedragscode internationale student hoger onderwijs,
3°. beschikt over een diploma, certificaat of document als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van het Besluit inburgering, of
4°. zijn masteropleiding of postdoctorale opleiding heeft genoten in het Engels of het Nederlands;
Oordeel van de rechtbank
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser in Nederland geen masteropleiding heeft afgerond. In geschil is de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet aan de vereisten van artikel 3:42, eerste lid, aanhef, onder c, van het Vb voldoet.
5.1
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 3.42, eerste lid, aanhef en onder c, van het Vb vereist dat de vreemdeling in Nederland in de drie jaar direct voorafgaand aan de aanvraag een postdoctorale opleiding van ten minste twaalf maanden moet hebben afgerond om in aanmerking te komen voor een zoekjaar. Eiser heeft een diploma overgelegd: “
Post-Graduate Diploma, Management of Development, Specialisation: Rural Development and Food Security”. Dit diploma is op naam van eiser afgegeven door [opleidingsinstelling] op
23 juni 2017. Uit een mailbericht van 7 november 2017 afkomstig van een medewerker van [opleidingsinstelling], volgt dat eiser slechts enkele modules heeft gehaald binnen het masterprogramma. Eiser heeft wel een post graduate diploma ontvangen, echter dit is geen master opleiding.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eiser niet voldoet aan de vereisten van artikel 3:42 van het Vb, meer specifiek de voorwaarde zoals genoemd in het eerste lid en onder c. Weliswaar volgt uit de stukken dat eiser (enkele modules van) de masteropleiding niet heeft afgerond, echter dit laat onverlet dat eiser kennelijk wel een postdoctorale (post graduate) opleiding in Nederland heeft gevolgd en hier een diploma voor heeft ontvangen. Waarom eiser met dit diploma niet aan de voorwaarde zoals neergelegd in artikel 3:42, eerste lid, aanhef en onder c van het Vb, voldoet is onvoldoende gemotiveerd nu hiertoe alleen wordt verwezen naar het niet behalen van de masteropleiding.
6. Het beroep is daarom gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Hetgeen voor het overige in het beroepschrift is aangevoerd, behoeft geen bespreking. Verweerder dient, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht zal vergoeden. Daarnaast zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Kroon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.