ECLI:NL:RBDHA:2018:8612
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep op de humanitaire clausule van artikel 17 van de Dublinverordening faalt
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat verweerder de aanvraag op grond van de humanitaire clausule van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. Tijdens de zitting, die plaatsvond in Middelburg, hebben de gemachtigden van beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat Duitsland inderdaad verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder een asielaanvraag in Duitsland had ingediend. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanvraag niet aan zich te trekken, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiser, zoals zijn familieleden in Nederland en zijn heimwee naar Nederland. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink.