ECLI:NL:RBDHA:2018:8614
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Litouwen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting, die plaatsvond in Middelburg, is de zaak behandeld samen met een andere zaak. Eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, mr. M.B. van den Toorn-Volkers en mr. N.H.T. Jansen. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat Litouwen inderdaad verantwoordelijk was voor de asielaanvraag, omdat eiser eerder een visum van Litouwen had ontvangen.
Eiser voerde aan dat Nederland de aanvraag aan zich had moeten trekken, omdat hij als moslim in Litouwen gediscrimineerd zou worden. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink.