ECLI:NL:RBDHA:2018:8614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
18.12248
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Litouwen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting, die plaatsvond in Middelburg, is de zaak behandeld samen met een andere zaak. Eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, mr. M.B. van den Toorn-Volkers en mr. N.H.T. Jansen. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat Litouwen inderdaad verantwoordelijk was voor de asielaanvraag, omdat eiser eerder een visum van Litouwen had ontvangen.

Eiser voerde aan dat Nederland de aanvraag aan zich had moeten trekken, omdat hij als moslim in Litouwen gediscrimineerd zou worden. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.12248
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL18.12250, plaatsgevonden op 12 juli 2018. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op grond van de Dublinverordening [1] omdat eerder aan eiser een visum verleend is door Litouwen.
2. Ter beoordeling staat of Nederland de aanvraag van eiser aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder op grond van het feit dat er veel Russen in Litouwen aanwezig zijn en hij in Litouwen als moslim gediscrimineerd zal worden, niet uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank stelt vast dat eiser niet met stukken heeft onderbouwd dat niet langer kan worden vastgehouden aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder de verantwoordelijkheid voor eisers asielaanvraag niet aan zich hoeft te trekken.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 12 juli 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 604/2013