ECLI:NL:RBDHA:2018:8639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
C/09/554777 / KG RK 18-850
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende vooringenomenheid

Op 9 juli 2018 heeft de Meervoudige Wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een gedetineerde verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. N.M. Fakiri. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. F.A.M. Veraart, de rechter in de hoofdzaak waarin verzoeker als verdachte was aangemerkt. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was een opmerking van de rechter tijdens een zitting op 12 juni 2018, waarin de rechter vroeg naar een gesprek tussen de raadsman en de tolk. De raadsman interpreteerde deze vraag als een verbod om te communiceren, wat volgens hem een indicatie was van vooringenomenheid van de rechter.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen. De rechters oordeelden dat de enkele omstandigheid dat de rechter vroeg naar het gesprek tussen de raadsman en de tolk, niet voldoende was om te vrezen voor vooringenomenheid. De vraag van de rechter werd niet gezien als een verbod op communicatie en er waren geen bijzondere omstandigheden die de objectieve vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat rechters worden vermoed onpartijdig te zijn en dat er zware aanwijzingen nodig zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in het geding is.

De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De rechtbank heeft de beslissing op schrift gesteld en deze zal worden toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder de verzoeker, de raadsman en de officier van justitie.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2018/40
zaak-/rekestnummer: C/09/554777 KG RK 18-850
Beslissing van 9 juli 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker] ,
thans gedetineerd in de PI in [plaats] ,
verzoeker,
raadsman: mr. N.M. Fakiri;
strekkende tot wraking van:
mr. F.A.M. Veraart,
rechter in deze rechtbank,
hierna: de rechter.
Belanghebbende in de hoofdzaak is mr. R.P. Tuinenburg, officier van justitie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 juni 2018, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zijn verschenen:
- namens verzoeker de raadsman mr. N.M. Fakiri;
- de rechter;
- de officier van justitie mr. R.P. Tuinenburg.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met parketnummer 09/827550-17 tegen verzoeker als verdachte.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek en de daarop ter zitting van de wrakingskamer gegeven toelichting het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Op de terechtzitting van 12 juni 2018 heeft de raadsman van verzoeker tegen de tolk gezegd dat hij voornemens was een aanhoudingsverzoek te doen omdat het Openbaar Ministerie op de dag vóór de terechtzitting nog een uitwerking van een tapgesprek had ingebracht, die de raadsman nog niet met zijn cliënt had kunnen bespreken. Verzoeker was op dat moment nog niet in de zittingszaal aanwezig. Op het moment dat de raadsman dit met de tolk besprak, heeft de rechter gevraagd: “Wat is dat voor geroezemoes?”. De raadsman heeft uitgelegd wat hij met de tolk besprak, waarop de rechter te kennen heeft gegeven dat een aanhoudingsverzoek aan haar gericht moest worden in plaats van aan de tolk. De raadsman heeft deze mededeling van de rechter opgevat als een verbod om te communiceren. De raadsman heeft uit de bewoordingen van de rechter een vooringenomenheid met betrekking tot de strafzaak tegen verzoeker afgeleid.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter berust niet in de wraking en is van mening dat zij niet vooringenomen is of de schijn heeft gewekt vooringenomen te zijn.

4.Het standpunt van de officier van justitie

4.1.
De mededeling van de rechter voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak tegen verzoeker is een ordemaatregel. De rechter heeft door het nemen van deze ordemaatregel niet de schijn van vooringenomenheid gewekt.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de rechter aan de raadsman van verzoeker heeft meegedeeld dat de raadsman hetgeen hij aan de tolk meedeelde met de rechter dient te bespreken, geen grond geeft te vrezen voor vooringenomenheid. De door de rechter gestelde vraag: “Wat is dat voor geroezemoes” of “Wat bespreekt u daar?” is volgens de rechter niet bedoeld als verbod om te communiceren en kan ook redelijkerwijs niet als een dergelijk verbod worden opgevat en geeft evenmin grond te vrezen voor vooringenomenheid. Het wrakingsverzoek wordt om die reden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn raadsman mr. N.M. Fakiri;
• de officier van justitie mr. R.P. Tuinenburg;
• de rechter mr. F.A.M. Veraart.
Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 9 juli 2018 door mr. T.F. Hesselink, mr. H.W. Vogels en mr. D.G.J. Dop, in tegenwoordigheid van mr. Y.F. Ritmeijer als griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.