2.2Verweerder heeft in het voornemen alle elementen geloofwaardig bevonden. In het bestreden besluit komt verweerder terug op element l., vervolgens heeft verweerder in het verweerschrift opgenomen dit element toch geloofwaardig te achten.
3. Volgens verweerder zijn de mogelijk te ondervinden moeilijkheden bij terugkeer van eiser naar [land] onvoldoende zwaarwegend voor de conclusie dat eiser in zijn land van herkomst gegronde reden heeft te vrezen in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Hij is nadat hij in 2013 en 2015 gearresteerd is, blijven werken voor televisiestations die nauw gelieerd zijn aan de overheid. Daaruit blijkt dat geen sprake is van intimidatie van overheidswege. De gestelde achterstelling van eiser ten opzichte van mensen die wel lid zijn van de regeringspartij heeft er volgens verweerder niet toe geleid dat eiser geen werk meer heeft of geen inkomsten heeft gehad. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat eiser wordt gezien als een cameraman en niet als een kritisch journalist.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij te duchten heeft van de [nationaliteit] autoriteiten. Hij was werkzaam voor [bedrijf 2] en moest daar in dienst blijven zodat de autoriteiten de controle over hem zouden behouden. Hij werd niet alleen op, maar ook na zijn werk in de gaten gehouden. Volgens eiser heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt waarom is geconcludeerd dat eiser niet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten stond. De twee keren, in 2013 en 2015, dat hij gevangen is gezet zijn een vorm van bedreiging. Ook heeft verweerder eiser onterecht niet als een journalist aangemerkt die zich kritisch heeft uitgelaten over het regeringsbeleid. Verweerder miskent daarmee dat zijn rol gelijkwaardig was aan die van [naam 3] , de nieuwslezer. Zij bepaalden samen de onderwerpen en hebben die vervolgens samen uitgewerkt. Daarbij is het brengen van nieuws en dat in beeld brengen onlosmakelijk met elkaar verbonden.
5. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat hij als journalist dient te worden aangemerkt. Niet alleen degene die voor de camera staat, maar ook de cameraman die de beelden maakt, verricht journalistieke werkzaamheden. Voor het maken van een beeldreportage zijn deze personen afhankelijk van elkaar. Door de afstemming hebben zij invloed op elkaars werk. Alleen hierdoor is al sprake van journalistiek werk aan weerszijden. Bovendien kan het maken van opnamen op zichzelf al nieuwswaarde hebben, waardoor het direct als journalistiek werk beschouwd kan worden. Dat sluit ook aan bij het geloofwaardig geachte relaas van eiser, dat hij werd aangesproken door mensen die hij filmde en dat hij tijdens werkzaamheden als cameraman werd gearresteerd. Het standpunt van verweerder dat eiser niet als journalist kan worden aangemerkt is dan ook onjuist.
6. De rechtbank constateert dat het huidig Algemeen Ambtsbericht [land] dateert van mei 2013. In dit ambtsbericht is -onder meer- opgenomen dat de [nationaliteit] regering al jarenlang repressief optreedt tegen journalisten die zich kritisch uitlaten over het regeringsbeleid. In de verslagperiode zijn journalisten lastig gevallen, bedreigd, gearresteerd en gedetineerd. Ook zijn er in de afgelopen tien jaar meer journalisten [land] ontvlucht dan enig ander land. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het streven van het Ministerie van Buitenlandse zaken was om begin 2018 een nieuw Algemeen Ambtsbericht te hebben. Tot op heden is er nog geen nieuw Algemeen Ambtsbericht verschenen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser een begin van bewijs geleverd dat hij vanwege zijn werkzaamheden bij terugkeer naar zijn land van herkomst mogelijk in de negatieve belangstelling staat van de [nationaliteit] autoriteiten. Omdat het huidige ambtsbericht gedateerd is, kan niet worden getoetst hoe de [nationaliteit] overheid op dit moment acteert ten aanzien van journalisten en of zij die niet regeringsgezind zijn, van deze zelfde regering te duchten hebben. Een beoordeling van de zwaarwegendheid van de door eiser gestelde problemen kan dan ook niet plaatsvinden.
8. Nu verweerder bij het bestreden besluit geen actuele informatie over [land] heeft betrokken, kan geen sprake zijn van zorgvuldige besluitvorming. De rechtbank acht daarvoor tevens van belang dat de situatie in [land] sinds het ambtsbericht uit 2013 enorm gewijzigd is. Er zijn sinds november 2015 grootschalige en wijdverbreide demonstraties tegen de regering en begin oktober 2016 is de noodtoestand uitgeroepen.
9. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Gelet op de aard van het geconstateerde gebrek bestaat geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien of om verweerder door middel van een bestuurlijke lus in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Verweerder zal een nieuw ambtsbericht moeten laten opstellen en naar aanleiding daarvan eiser eventueel opnieuw moeten horen. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na het onherroepelijk worden daarvan, dat wil zeggen nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 501,- en een wegingsfactor 1).