1.4Het door eisers tegen het besluit van 2 mei 2017 ingestelde beroep is bij uitspraak van 16 oktober 2017 (NL17.2134) door de rechtbank, zittingsplaats Arnhem, gegrond verklaard, waarbij de rechtbank het besluit van 2 mei 2017 heeft vernietigd voor zover verweerder ambtshalve heeft bepaald dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het EVRM.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
2. Bij het thans bestreden besluit van 16 november 2017 heeft verweerder – naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 16 oktober 2017 – bepaald dat de verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd van eisers op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 worden ingetrokken met terugwerkende kracht tot
28 oktober 2016 en dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de
Vw 2000, in samenhang met artikel 3.6a van het Vb 2000.
Verweerder heeft voor wat betreft de motivering van de intrekking van de verblijfsvergunningen verwezen naar het overwogene in het besluit van 2 mei 2017 en de uitspraak van de rechtbank van 16 oktober 2017.
Met betrekking tot de toetsing aan artikel 8 van het EVRM heeft verweerder aangegeven dat ten tijde van het besluit van 2 mei 2017 de verblijfsvergunning van de echtgenote van eiser en tevens stiefmoeder van eiseres [echtgenote en stiefmoeder] (hierna: [echtgenote en stiefmoeder]), die eveneens van de vergunning van eiser afhankelijk is, wegens een administratieve omissie ten onrechte niet ingetrokken werd samen met de verblijfsvergunningen van eisers. Bij separaat besluit van 16 november 2017 is de verblijfsvergunning van [echtgenote en stiefmoeder] ingetrokken, waardoor thans sprake is van een gezamenlijke ontzegging van verblijf hier te lande. Het bestreden besluit leidt daarom niet tot schending van het recht op gezins- of familieleven.
Wat het recht op privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM betreft, stelt verweerder zich op het standpunt dat hoewel eisers ruim vier jaar in Nederland verblijven, geen sprake is van een langdurig verblijf en de door eisers opgebouwde persoonlijke, sociale en economische banden niet van dien aard zijn dat zij dienen te leiden tot het aannemen van opgebouwd privéleven dat beschermd dient te worden.
Ten aanzien van eiseres heeft verweerder in zijn beoordeling betrokken de verklaringen van eiser dat eiseres de Nederlandse taal zeer goed beheerst, in vier à vijf jaar helemaal is ingeburgerd, zich van de twee à drie jaar onderwijs in Iran niets meer kan herinneren, veel vrienden in Nederland heeft en op sociale media actief is. Verweerder vindt dat niet kan worden gezegd dat hiermee de banden met Nederland zijn geïntensiveerd.
Volgens verweerder is niet gebleken dat eisers verder banden met Nederland zijn aangegaan en participeren in de Nederlandse samenleving.
Verweerder heeft voorts in aanmerking genomen dat eiser heeft verklaard dat hij en eiseres niet zijn aangesloten bij een vereniging of organisatie, waardoor eisers sterke sociale banden zouden hebben opgebouwd in en met Nederland. Naast de familiebanden die er zijn tussen eiser, zijn echtgenote en eiseres, is aan de hand van de verklaringen van eiser niet gebleken van verdere belangrijke sociale contacten. Van sterke sociale banden in Nederland kan dan ook niet worden gesproken. Daarnaast is niet gebleken dat eiser een economische bijdrage levert aan de Nederlandse economie.
Ten aanzien van de banden met Iran heeft verweerder overwogen dat eisers in Iran zijn geboren en de Iraanse nationaliteit hebben. Hoewel eiser heeft aangegeven dat hij zich een terugkeer naar Iran moeilijk kan voorstellen, maakt dit volgens verweerder niet onmogelijk dat eisers terugkeren. Vestiging in een ander land zal weliswaar enig aanpassingsvermogen vragen en in het begin vaak de nodige problemen met zich zal meebrengen, maar van eiser kan en mag als volwassene verwacht worden dat hij weer in staat is bij terugkeer een bestaan op te bouwen samen met zijn dochter (eiseres). Voor zover een sociaal netwerk in Iran ontbreekt, is van een sterk sociaal netwerk in Nederland evenmin gebleken. Eiser heeft bovendien familie in het land van herkomst. Afweging van het persoonlijke belang enerzijds en het algemeen belang van de Nederlandse staat anderzijds, leidt volgens verweerder tot het oordeel dat in redelijkheid aan het algemeen belang meer gewicht kan worden toegekend.
3. Eisers voeren in beroep, samengevat, het volgende aan.
Er is wel degelijk sprake van schending van artikel 8 van het EVRM vanwege het feit dat eisers een gezin vormen met [echtgenote en stiefmoeder] en vanwege het langdurige verblijf en sterke banden die zij met Nederland hebben. Eisers volgen de redenering van verweerder niet dat van een gezamenlijke ontzegging van verblijf sprake is, aangezien op het moment van de intrekking van hun verblijfsvergunningen [echtgenote en stiefmoeder] nog wel in het bezit van een verblijfsvergunning asiel was. In die zin stelt verweerder ten onrechte dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier in het kader van artikel 8 van het EVRM.
Eisers verblijven lange tijd in Nederland, zijn volledig ingeburgerd en spreken de Nederlandse taal.
Eiser heeft betaald werk aangeboden gekregen, doch gezien zijn verblijfsrechtelijke situatie heeft hij dat niet kunnen accepteren.
Eiser en [echtgenote en stiefmoeder] zijn bekeerd tot het christendom, zijn zeer actief binnen een evangelische gemeente en zijn inmiddels gedoopt. Eisers hebben bij terugkeer naar Iran te vrezen voor hun leven vanwege de bekering. De ex-partner van eiser (moeder van eiseres) heeft eiser bedreigd dat als eiseres geen contact met haar opneemt, zij documenten over de binding van eiser met het Bahaj-geloof aan de Iraanse politie zal geven. De ex-partner heeft dit al bij verschillende instanties in Iran aangegeven. Eiser is bovendien te zien in een BBC-documentaire over Iraanse christinnen die in Nederland wonen. Dit zal ook bekend zijn bij de Iraanse autoriteiten.
Eiseres zit in klas 2 van het VMBO, heeft in Nederland een grote vrienden- en kennissenkring en is actief op school met vrienden en op de sociale media op het internet. Een dergelijk leven is voor haar niet mogelijk in Iran. Gelet op haar leeftijd is zij goed bekend met de Nederlandse samenleving en niet met de Iraanse. In geval van terugkeer naar Iran zal zij haar schoolopleiding niet kunnen continueren en zal zij naar verwachting niet dan wel zeer moeilijk in de Iraanse samenleving integreren.
Eiseres heeft zich inmiddels aangesloten bij een voetbalvereniging.
Eiseres beroept zich voorts op het arrest Jeunesse tegen Nederland en op het Verdrag inzake de rechten van het kind.
Eisers hebben hun leven in Nederland opgebouwd in een situatie van rechtmatigheid en konden niet bevroeden dat de rechtmatigheid van hun leven zou kunnen eindigen.
Eiser heeft uit emotionele overwegingen, het overlijden van zijn moeder, door een ondoordachte actie het leven van zijn gezin op het spel gezet door voor een kort bezoek naar Iran te gaan. De belangen van eisers om hier in Nederland te mogen verblijven dienen te prevaleren boven het belang van verweerder.
4. De rechtbank overweegt als volgt.