ECLI:NL:RBDHA:2018:8956

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
09/852043-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een turnleraar voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 25 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een turnleraar, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren op een datum die niet in het document is vermeld. De verdachte, die op dat moment 24 jaar oud was, had een relatie met de 13-jarige benadeelde, die zijn assistente was bij de turnvereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen in de periode van 26 april 2016 tot en met 10 mei 2016. De tenlastelegging omvatte onder andere (tong)zoenen, het gedeeltelijk uitkleden van de benadeelde, en het strelen en betasten van haar lichaam, waaronder haar borsten en geslachtsdeel.

De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde als consistent en geloofwaardig beoordeeld, en deze werden ondersteund door chatgesprekken tussen de verdachte en de benadeelde. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden geëist, met een proeftijd van 2 jaar en een contactverbod met de benadeelde. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een kwetsbare positie had bevonden en dat zijn gedrag ernstig was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een contactverbod met de benadeelde. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de benadeelde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/852043-17
Datum uitspraak: 25 juli 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum ] te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 22 februari 2018 (regie) en 11 juli 2018 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Ceuninck van Capelle-Willems en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.D.W. Herrings, advocaat te Tilburg, naar voren is gebracht.
Ook zijn ter zitting verschenen mevrouw [moeder benadeelde] en de heer [vader benadeelde] , de ouders van de minderjarige [benadeelde] , die namens haar het spreekrecht hebben uitgeoefend.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 april 2016 tot en met 31 mei 2016 te Oegstgeest en/of Leiden, althans in Nederland, met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum benadeelde] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het:
- ( tong)zoenen met die [benadeelde] en/of
- ( gedeeltelijk) uitkleden van die [benadeelde] en/of
- ( vervolgens) strelen en/of betasten van de ontblote buik van die [benadeelde]
en/of
- strelen en/of betasten van de (ontblote) borsten van die [benadeelde] en/of
- plaatsen van zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) op/bij de vagina van die
[benadeelde] (over haar kleding) en/of
- strelen en/of betasten van/bij de vagina van die [benadeelde] (over haar kleding)
en/of
- vastpakken van de hand van die [benadeelde] en/of (vervolgens) plaatsen/duwen van
die hand op/bij zijn, verdachtes, penis (over zijn kleding) en/of (vervolgens)
die [benadeelde] (over zijn kleding) zijn, verdachtes, penis laten strelen en/of
betasten

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 10 mei 2016 heeft de moeder van de (toen) dertienjarige [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) een melding gedaan bij de politie van een vermoeden van seksueel misbruik van haar dochter door de (toen) vierentwintigjarige [verdachte] (verdachte, hierna ook: [verdachte] ). [benadeelde] en verdachte kenden elkaar via de turnvereniging. Op dat moment was verdachte turnleraar en [benadeelde] zijn assistente.
Naar aanleiding van deze melding heeft op 27 mei 2016 een informatief gesprek zeden plaatsgevonden en heeft de moeder op 5 juni 2016 aangifte gedaan.
De verdachte wordt - kort samengevat - verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met een minderjarige beneden de zestien jaar.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie mr. C. Ceunick van Capelle-Willems heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op de standpunten van de officier van justitie die specifiek het ten laste gelegde betreffen, zal
- voor zover van belang - hieronder nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts de handelingen, waarvan verdachte heeft verklaard dat hij ze heeft verricht, bewezen kunnen worden verklaard. Verder dient de ten laste gelegde periode tot 10 mei 2016 worden beperkt.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Verklaring van [benadeelde]
, geboren op [geboortedatum benadeelde] , heeft bij de politie het volgende verklaard. Zij heeft de vierentwintig jarige [verdachte] bij het turnen leren kennen en zij zagen elkaar buiten het turnen om vaker. Zij bleken elkaar wel leuk te vinden en dit leidde op een gegeven moment tot het geven van kusjes. [2] De laatste keer dat [verdachte] bij haar thuis was (naar de rechtbank begrijpt:
10 mei 2016), zijn zij naar haar zolderkamer gegaan, op haar bed gaan zitten, waarbij [verdachte] de gordijnen dicht deed, haar zoende en haar naar achteren duwde [3] en dat zij op haar rug op bed lag. [4] Vervolgens heeft [verdachte] haar t-shirt [5] en beha uitgetrokken [6] en haar broek met zijn handen half opengemaakt. Zij had alleen nog een broek aan. [7] [benadeelde] heeft verklaard dat [verdachte] met zijn hand in haar broek zat en zijn vingers op haar geslachtsdeel [8] in het midden bij ‘het tweede gaatje’ had. [9] [verdachte] heeft zelf zijn t-shirt uitgedaan en had zijn broek aan. Hij heeft vervolgens haar pols gepakt, haar hand op zijn broek gelegd en zij is met haar hand over zijn broek gegaan [10] en heeft toen aan zijn geslachtsdeel gezeten. [11] Ze hebben daarna of op dat moment getongzoend. [12] Verder heeft zij verteld dat zij tweemaal bij [verdachte] thuis is geweest en dat er toen is gezoend op de mond en in haar nek. [13]
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 26 april 2016 met [benadeelde] een relatie heeft gekregen en toen met haar heeft gezoend. [14]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij op 10 mei 2016 door [benadeelde] bij haar thuis is uitgenodigd, zij hebben toen op de bank gezoend en [benadeelde] stelde voor om naar boven te gaan. [15]
Op de zitting heeft verdachte daarover verklaard dat, eenmaal boven, ze met elkaar getongzoend hebben en vanaf dat moment aan elkaar hebben gezeten en elkaar hebben uitgekleed. [benadeelde] heeft zelf haar beha uitgetrokken, hij heeft haar gestreeld en zij hem, hij heeft haar buik aangeraakt en hij heeft daarna haar schaamstreek over haar kleding betast. Verdachte voelde dat haar onderbroek nat was. Toen de hand van [benadeelde] op zijn buik lag, heeft hij die naar beneden bewogen en heeft zij met haar hand zijn geslachtsdeel over zijn kleding (onderbroek) betast. [16]
Verder heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij twee keer met [benadeelde] heeft getongzoend, waarvan één keer op 10 mei 2016. [17]
Uit de chatgesprekken van de telefoons van verdachte, zich noemende “ [bijnaam verdachte] ”, en [benadeelde] , zich noemende “ [bijnaam benadeelde] ”, blijkt het volgende over het incident op 10 mei 2016:
“30 mei 2016, 02:38 - [bijnaam verdachte] : Nou wat jij bij mij deed kan ik dus ook bij jou doen ♥
- [bijnaam verdachte] : En je hetzelfde soort gevoel geven
[][]
- [bijnaam verdachte] : En ik vond het die middag best jammer dat jij dat gevoel niet hebt gehad []♥
[bijnaam benadeelde] : hoe dan? (…)
[bijnaam verdachte] : Moet ik de daadwerkelijke beweging uitleggen XD
[bijnaam verdachte] : Of de manier waarop ik je dat gevoel kan geven? (...)
[bijnaam benadeelde] : kies maar
[bijnaam verdachte] : Nou ik was er al kort mee bezig bij jou
[][]
[bijnaam verdachte] : Met mijn vingers
[]
[bijnaam benadeelde] : (ik weet waar je naartoe wilt maar) hoe wlde je mij dan hetzelfde gevoel geven?
[bijnaam verdachte] : Haha door wat langer de tijd te nemen (het juiste plekje te vinden.) en snellere bewegingen te maken (…)
30-05-2016, 02:52 - [bijnaam verdachte] : Toen ik het eventjes deed, was het toen aangenaam? (...)
30-05-16, 02:57 - [bijnaam verdachte] : Dus je zou alles van die dinsdag gewoon weer doen?
[bijnaam verdachte] : Ook wat je bij mij deed?
[bijnaam verdachte] : En wat jij mij liet doen
][](…)
[bijnaam benadeelde] : nou ik ben nog steeds een beetje aan het trillen
[](…)
[bijnaam verdachte] : Je was nat
[]daar beneden
[]
[bijnaam verdachte] : En de rest klopt ook toch
[]
30-05-16, 03:06 - [bijnaam benadeelde] : ja (…)” [18]
De rechtbank overweegt als volgt.
Niet ter discussie staat dat verdachte en [benadeelde] op 26 april 2016 een relatie hebben gekregen. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij toen met [benadeelde] heeft gezoend en dat op 10 mei 2016 de ten laste gelegde seksuele handelingen zijn verricht. De ten laste gelegde handeling dat verdachte haar vagina zou hebben gestreeld en/of betast (onder haar kleding) heeft hij echter ontkend.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan het relaas van [benadeelde] te twijfelen, aangezien zij zeer specifiek en consistent heeft verklaard. Haar verklaring vindt voor een zeer groot gedeelte bevestiging in hetgeen verdachte daarover, ten overstaan van de politie én ter terechtzitting over heeft verklaard. Haar verklaring vindt bovendien bevestiging in voormelde chatgesprekken die verdachte met haar heeft gevoerd. De rechtbank ziet gelet hierop ook geen enkele reden om aan een deel van de verklaring van [benadeelde] , te weten dat verdachte haar vagina heeft gestreeld en betast, te twijfelen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 26 april 2016 tot en met 10 mei 2016 ontucht heeft gepleegd met de minderjarige [benadeelde] , zoals hierna bewezen is verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op tijdstippen in de periode van 26 april 2016 tot en met 10 mei 2016 te Oegstgeest, althans in Nederland, met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum benadeelde] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het:
- ( tong)zoenen met die [benadeelde] en
- gedeeltelijk uitkleden van die [benadeelde] en
- vervolgens strelen en betasten van de ontblote buik van die [benadeelde]
en
- strelen en betasten van de ontblote borsten van die [benadeelde] en
- plaatsen van zijn, verdachtes, hand en vingers op de vagina van die
[benadeelde] en
- strelen en betasten van de vagina van die [benadeelde]
en
- vastpakken van de hand van die [benadeelde] en (vervolgens) plaatsen van
die hand op/bij zijn, verdachtes, penis (over zijn kleding) en vervolgens
die [benadeelde] over zijn kleding zijn, verdachtes, penis laten strelen en
betasten.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Ook heeft de officier van justitie de oplegging van een contactverbod met [benadeelde] gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met oplegging van een ‘kale’ taakstraf. Zij heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank (ECLI:NL:RBDHA:2014:654). De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de handelingen in dit geval beperkt zijn gebleven en dat er thans geen sprake meer is van een liefdesrelatie. Tot slot heeft zij betoogd dat oplegging van een contactverbod niet nodig is, omdat verdachte geen behoefte heeft aan contact.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht. Verdachte is op
26 april 2016 een relatie aangegaan met [benadeelde] . Toen dit speelde, was verdachte vierentwintig jaar en [benadeelde] dertien jaar
.Verdachte was haar turnleraar. Tijdens deze kortstondige relatie is er onder andere gezoend en hebben er seksuele handelingen op de slaapkamer van [benadeelde] plaatsgevonden. Verdachte heeft hierbij geen rekening gehouden met de kwetsbare en de ongelijkwaardige positie waarin [benadeelde] zich bevond. Hij had beter moeten weten, maar lijkt alleen aan de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens te hebben gedacht. Verdachte is daarbij ook berekenend te werk gegaan. De meeste ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden op 10 mei 2016 bij [benadeelde] thuis, terwijl verdachte wist dat [benadeelde] alleen thuis was aangezien haar moeder laat van haar werk zou thuiskomen. Daarbij komt dat verdachte het vertrouwen van de moeder heeft beschaamd, die de verliefdheid van haar dochter had gemerkt en hem in de gelegenheid had gesteld om [benadeelde] te overtuigen van de onmogelijkheid van een relatie. Ook daarna heeft verdachte, ondanks meerdere waarschuwingen van de ouders van [benadeelde] , geen afstand van haar genomen. Evenmin heeft verdachte afgezien van contact met [benadeelde] toen hij door de turnvereniging op non-actief is gesteld en een vertrouwenspersoon kreeg toegewezen. Verdachte is zelfs zo ver gegaan dat hij een telefoon voor [benadeelde] heeft gekocht zodat zij in het geheim contact met elkaar konden houden. Verdachte heeft [benadeelde] onder andere gevraagd om te voorkomen dat haar ouders naar de politie zouden gaan en naar haar geschreven wat zij tegen haar ouders kon zeggen om de schade te beperken, omdat hij anders in de gevangenis kon terechtkomen. Hieruit blijkt dat verdachte besefte dat hij strafbaar handelde. Ook is uit de chatberichtjes gebleken dat verdachte wel meer met [benadeelde] wilde doen dan er op 10 mei 2016 qua seksuele handelingen is gebeurd. Dat het uiteindelijk niet zover is gekomen, is niet aan verdachte te danken.
In de schriftelijke slachtofferverklaring is weergegeven - kort samengevat - dat [benadeelde] het moeilijk vindt om te praten over wat er op 10 mei 2016 is gebeurd, dat zij zich hiervoor schaamt, dat zij hulp heeft gehad van een psycholoog, dat zij bang is verdachte tegen te komen en dat hij haar dan zal aanspreken.
Blijkens het strafblad van verdachte van 13 juni 2018 is hij niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van 8 september 2017. Hieruit volgt dat de reclassering geen aanwijzingen heeft voor seksueel deviant gedrag bij verdachte (zoals voorkeur voor minderjarige meisjes), dan wel (structurele) problemen in de seksuele ontwikkeling of op het gebied van het vervullen van seksuele behoeftes en dat de kans op recidive laag wordt ingeschat. Volgens de reclassering lijkt verdachte erg geschrokken te zijn van de gevolgen van zijn gedrag. De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen. In het opleggen van een contactverbod ziet de reclassering geen meerwaarde, omdat het contact tussen verdachte en [benadeelde] is gestopt en zij daar beiden geen behoefte meer aan lijken te hebben.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het goed met hem gaat, dat hij elders in het land een nieuwe opleiding is gestart om les aan volwassenen te kunnen geven. Hij denkt dat hij niet meer in een dergelijke situatie zal terechtkomen.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat het feit al langer geleden heeft plaatsgevonden. Ook is van belang dat verdachte zijn werkveld heeft verlegd en dat na begin juni 2016 niet is gebleken van contact met [benadeelde] .
Alles afwegende, acht de rechtbank een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De voorwaardelijke straf dient ertoe herhaling van dergelijk strafbaar gedrag te voorkomen. Gezien de omstandigheid dat verdachte de grenzen welbewust heeft overschreden, acht de rechtbank het van belang te bevorderen dat verdachte nimmer opnieuw een dergelijke situatie opzoekt. De op te leggen voorwaardelijke straf acht de rechtbank daarvoor voldoende, reden waarom een lagere voorwaardelijke straf wordt opgelegd dan geëist. Tot slot zal de rechtbank, gelet ook op de schriftelijke slachtofferverklaring, een contactverbod opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
180 (HONDERDTACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
90 (NEGENTIG) DAGEN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
1 (ÉÉN) MAAND;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal leggen of onderhouden met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum benadeelde] te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rootring, voorzitter,
mr. E.J. van As, rechter,
mr. M.A.J. van de Kar, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.N.A. Wooning, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche (DH), afdeling thematische opsporing (DH), Team zeden (DH), met bijlagen(doorgenummerd blz. 1 t/m 210).
2.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde] , p. 173-174.
3.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde] , p. 175-176.
4.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde] , p. 179.
5.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde] , p. 177.
6.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde] , p. 180.
7.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde] , p. 177.
8.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde] , p. 178.
9.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde] , p. 181.
10.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde] , p. 180.
11.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde] , p. 184.
12.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde] , p. 179.
13.Proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde] , p. 183.
14.Verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 11 juli 2018.
15.Proces-verbaal verhoor van verdachte, p. 198.
16.Verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 11 juli 2018.
17.Proces-verbaal verhoor van verdachte, p. 205.
18.Een geschrift, te weten gevoerde chatgesprekken tussen verdachte en [benadeelde] p. 113-114, gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen p. 36-39.