3.4.2Dagvaarding I (feiten 1 en 2) en dagvaarding II
Ter zake de feiten 1 en 2 van dagvaarding I en het feit van dagvaarding II hebben vier vrouwen aangifte gedaan dan wel een verklaring afgelegd. Dat betreffen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] (beiden feit 1), [slachtoffer 2] (feit 2) en [slachtoffer 4] (hierna ook: [slachtoffer 4] ; dagvaarding II).
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] zijn na een tip dat er sprake zou zijn van mensenhandel op 8 oktober 2014 aangetroffen in een woning gelegen aan de [adres 2] . [slachtoffer 1] identificeerde zich als “ [naam 1] ”. De vrouwen verklaarden toen dat zij in de woning woonden samen met een man genaamd “ [naam 2] ” en zijn vrouw “ [naam 3] ”. [slachtoffer 1] gaf aan dat zij reeds twee maanden in Nederland was en [slachtoffer 4] gaf aan dat zij reeds zes maanden in Nederland was. Beiden waren voor [naam 2] werkzaam in de prostitutie.
[slachtoffer 2] werd op 27 september 2014 op Schiphol in verband met een grens technisch onderzoek door de Dienst Grensbewaking bevraagd. Toen verklaarde zij dat zij in 2012 al eens eerder in Nederland was geweest en dat zij toen is gedwongen om in de prostitutie te werken.
[slachtoffer 4] werd in het kader van de bestrijding van mensenhandel op 12 maart 2015 aangetroffen in een woning in Papendrecht. Zij verklaarde toen dat zij naar Nederland was gekomen, omdat haar door een man werk in een restaurant was aangeboden. Vervolgens is zij in Brussel van het vliegveld opgehaald door een stel Indonesische mensen en moest zij vier maanden in de prostitutie werken in de regio Den Haag. Vervolgens is zij gevlucht naar de eigenaar van de woning waarin zij werd aangetroffen.
De tweede verklaring van [slachtoffer 1]
heeft op 8 oktober 2014 bij de politie verklaard dat zij sinds juni 2014 woonde in de woning waarin zij die dag werd aangetroffen met [slachtoffer 4] , de [adres 2] . Zij woonde daar met [slachtoffer 4] , “ [naam 2] ” en zijn vrouw “ [naam 3] ”.
Ze was op 14 juni 2014 vertrokken uit Indonesië. De vrouw van [naam 2] had haar geholpen naar Nederland te komen. Ze had [naam 3] in Indonesië leren kennen. [naam 3] had tegen haar gezegd dat zij in Nederland kon gaan werken in de prostitutie. [slachtoffer 1] wilde geld verdienen. Het contact is gelegd door ene “ [naam 4] ” die zij had leren kennen via het samen eten en hij zei dat zij kon gaan samenwerken met zijn tante. Zij zou dan met het prostitutiewerk veel meer salaris kunnen verdienen dan zij kon verdienen in Indonesië. Ze had zelf haar paspoort aangevraagd en ze moest naar Jakarta om een visum aan te vragen. Daar heeft zij twee weken in de woning van de zoon van [naam 2] verbleven. De zoon van [naam 2] had het visum voor haar geregeld.
Ze was vanuit Jakarta, via Doha, naar Brussel gevlogen. Daar werd zij door [naam 2] en een vriend van hem opgehaald. [naam 2] reed in een grijze Mercedes. Zij werd direct naar de [adres 2] gebracht. [slachtoffer 4] was daar toen al, en ook [naam 2] en [naam 3] . Na drie dagen rusten moest [slachtoffer 1] aan het werk.
Er stond van [slachtoffer 1] een advertentie op [naam site] .nl. De advertentie had zij niet gezien. Er waren sexy foto’s van [slachtoffer 1] gemaakt door de vrouw van [naam 2] . Dat waren foto’s met sexy kleding en zonder kleding. Nadat [naam 2] via de telefoon vernam dat een persoon om [slachtoffer 1] vroeg werd zij door [naam 2] met de Mercedes naar het huisadres van die persoon gebracht. Ze was ook wel eens door een vriend van [naam 2] gebracht. Zij sprak op het adres dan met de klant. [naam 2] wachtte beneden op haar. Vervolgens moest [slachtoffer 1] werken met de klant “massage enzo” en “of wat hij wilde”. Ze vroeg dan aan een klant of diegene een massage wilde of seks. De klant betaalde aan haar. Die moest € 125,- betalen. Daarvan was € 25,- voor [slachtoffer 1] en € 100,- voor [naam 2] . Pas in Nederland kwam ze achter de prijsafspraken (de rechtbank begrijpt: achter het geldbedrag dat zij mocht behouden als verdienste uit de prostitutie). Volgens [slachtoffer 1] werd [naam 2] “snel rijk”. Als alles na 23:00 uur gesloten was moest [slachtoffer 1] afrekenen bij [naam 2] . Als zij twee klanten had gehad kreeg zij “maar” € 50,- van [naam 2] . Als zij drie klanten had gehad mocht zij € 100,- houden in plaats van € 75,-. Ze had een verschillend aantal klanten per dag. Soms geen klanten, soms voor één uur en soms voor drie. Als ze geen zin had kon ze dat aangeven, “maar [naam 2] regelde altijd klanten en dan moest ik toch werken”. [naam 2] bepaalde wanneer zij moest werken. Zij hoefde alleen niet te werken als ze menstrueerde.
Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 4] werkte voor [naam 2] . Hoeveel geld zij heeft gegeven aan [naam 2] in de vier maanden weet ze niet precies, maar “het was veel”. Ze sprak een beetje Engels met de klanten. Ze sprak in het begin geen Nederlands en inmiddels een paar woorden. [naam 2] had [slachtoffer 1] verteld dat, als ze zou worden aangehouden door de politie, ze dan teruggestuurd zou worden naar Indonesië. Ook had [naam 2] gezegd dat ze een boete zou moeten betalen als ze zou vluchten. In Jakarta had zij een verklaring ondertekend dat zij een boete van 200 miljoen Roepia zou betalen aan “hem” als ze zou vluchten. Het ergste wat [naam 2] en zijn vrouw volgens [slachtoffer 1] hadden gedaan was het salaris, want dat was “niet normaal en “het [was] te weinig”. Het was niet normaal volgens [slachtoffer 1] dat zij zo weinig geld kreeg. [naam 2] had daarover gezegd dat hij de elektriciteit moest betalen, de belasting enzovoort.
Geconfronteerd met een foto (de rechtbank begrijpt: de foto van de verdachte die als bijlage bij het proces-verbaal is gehecht op pagina 185 van het dossier) heeft zij diegene aangewezen als [naam 2] .De rechtbank stelt vast dat de foto op pagina 185 van het dossier overeenkomt met een paspoortfoto van de verdachte.
De derde verklaring van [slachtoffer 1]
Op 13 oktober 2014 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij samen met [slachtoffer 4] op een kamer sliep. [naam 2] en “ [naam 3] ” sliepen in de andere slaapkamer. Van [naam 2] had ze sleutels van het huis gekregen. Ze kon dan naar buiten om beltegoed te kopen. Volgens [slachtoffer 1] mocht ze alleen naar buiten om beltegoed te kopen. Dan moest zij eerst [naam 2] om toestemming vragen, omdat men anders zou denken dat zij vluchtte. Ze kon volgens [naam 2] beter binnen blijven omdat dat veiliger was, in verband met wat [naam 2] haar had verteld over het opgepakt worden door de politie.
De prijs die [slachtoffer 1] aan klanten moest vragen voor de seksuele handelingen was bedacht door [naam 2] . De klant kreeg bij het maken van de afspraak [naam 2] of zijn vrouw [naam 3] aan de telefoon. Nooit sprak [slachtoffer 1] met de klant voordat zij bij diegene kwam. [naam 2] vertelde haar dat ze een klant had en wat de klant wilde. De seksuele handelingen die in de advertentie stonden vermeld waren niet door [naam 2] met haar overlegd. De vrouw van [naam 2] noemde ze “tante” of “ [naam 13] ”. Ze had heel vaak bij [naam 2] aangegeven dat ze wilde stoppen met het werk. [naam 2] zei daarop dat zij dan zelf het ticket moest betalen en dat het contract nog niet was afgelopen. Zij moest dan eerst nog meer geld verdienen voordat zij naar huis mocht gaan. In het contract stond dat zij twee jaar voor [naam 2] moest blijven werken. Als dekmantel moest zij, als er op de luchthaven werd gevraagd wat zij voor werk kwam doen, zeggen dat zij zou gaan werken als zeeman.
De tweede verklaring van [slachtoffer 4]
heeft op 8 oktober 2014 bij de politie verklaard dat zij op vakantie wilde, dat zij aankwam in Nederland en uiteindelijk in Nederland belandde. Ze had geen geld meer, wilde blijven en was uiteindelijk in de seksindustrie terechtgekomen. Ze was van Jakarta, via Abu Dabi, naar België gevlogen. De reis was door “ [naam 2] ” geregeld en door “ [naam 2] en [naam 5] ” betaald. Dat was degene die “ons werk verzorgde”. In Indonesië was afgesproken dat zij in Nederland in een restaurant zou gaan werken. Dat had ze afgesproken met de vrouw van [naam 2] , genaamd [naam 5] . Het geld dat [slachtoffer 4] in Nederland verdiende was vermoedelijk een terugbetaling voor de reis. Ze moest in Nederland niet in een restaurant maar in de commerciële seksindustrie werken. Zij had zelf besloten om dat werk te doen. Ze had geen geld en “ [naam 2] ” stelde voor om dat te doen. Elke woensdag had zij vrij. Ze werkte soms twee uren, maar de laatste tijd had ze niet veel gewerkt. Als er voor de woensdag werd gebeld moest zij toch werken.
De derde verklaring van [slachtoffer 4]
Op 13 oktober 2014 heeft [slachtoffer 4] verklaard dat ze van een vrouw, een kennis van de vrouw van [naam 2] , had gehoord over werken in Nederland. Van diegene had ze een telefoonnummer van de vrouw van [naam 2] gekregen. [slachtoffer 4] heeft een paspoort geregeld en betaald in Wonosobo. Ze moest naar Jakarta om daar mensen te ontmoeten. Het visum werd daar geregeld. [slachtoffer 4] wist in Indonesië al dat ze in Nederland zou gaan werken in de massage- en seksindustrie. Dat werk regelde [naam 2] .
[slachtoffer 4] was samen met een kennis van haar “ [naam 6] ”, die uit Yogya kwam, naar Nederland gekomen. Na haar reis naar Brussel werd zij daar door [naam 2] opgehaald. Hij herkende haar en noemde haar bij haar naam “ [naam 7] ”. [naam 6] was ook voor [naam 2] gekomen. Zij bleef één maand en is toen weggegaan. Beiden werden door [naam 2] naar de woning aan de Kepplerstraat gebracht. Ze kwamen op zaterdag 8 maart 2014 aan en [slachtoffer 4] moest op zondag direct werken. De vrouw van [naam 2] had foto’s van [slachtoffer 4] gemaakt om bij een advertentie te plaatsen. Op de foto’s was [slachtoffer 4] zowel naakt als in haar ondergoed. De advertentie op [naam site] .nl had [slachtoffer 4] gezien. Daarin stond dat zij op woensdag vrij was, maar in werkelijkheid moest ze toch werken als er werd gebeld. Als ze niet wilde werken werd er door [naam 3] , de vrouw van [naam 2] , gezegd dat zij inkomsten weigerde. Ze weigerde dus niet, want ze wist dat [naam 3] daar niet tegen kon.
Als ze naar het huis van de klant ging werd ze door [naam 2] gebracht in de grijze Mercedes van [naam 2] . “Hij” (de rechtbank begrijpt: [naam 2] ) haalde haar dan weer op als zij had gebeld dat zij klaar was. De klant betaalde € 125,- voor een uur. Daarvan kreeg zij € 25,- en [naam 2] hield € 100,-. Soms had zij gedurende twee dan wel drie uren per dag klanten. Soms een klant drie uur en soms verschillende klanten. Haar werd van te voren verteld of het om een massage of seks ging.
Ze had een sleutel van de woning. Ze mocht naar buiten en jogde af en toe in de ochtend. Ook ging zij wel eens mee naar de supermarkt (de rechtbank begrijpt: met [naam 2] en/of zijn vrouw). Meestal bleef zij thuis. Ze sliep met “ [naam 1] ” op de kamer waar de politie was geweest. [naam 2] en zijn vrouw sliepen op een andere kamer. [naam 2] sliep daar iedere avond. Ze was bang om de verkeerde dingen te zeggen. De vrouw van [naam 2] checkte haar telefoon als ze aan het douchen was.
Na twee maanden had [slachtoffer 4] gezegd dat ze wilde stoppen. “Hij” (de rechtbank begrijpt: [naam 2] ) had toen tegen [slachtoffer 4] gezegd dat ze er was om te werken en dat zij moest wachten totdat er een nieuw persoon was. “Hij” (de rechtbank begrijpt: [naam 2] ) had tegen haar gezegd dat ze schade moest betalen, dat ze eetgeld moest terugbetalen. Als zij terug zou gaan (de rechtbank begrijpt: naar Indonesië) moest zij de kosten terug betalen en een soort boete.
De derde verklaring van [slachtoffer 4]
Op 15 oktober 2014 heeft [slachtoffer 4] verklaard dat [naam 2] de advertentie op [naam site] .nl had geplaatst. Dat was via de computer van [naam 2] gedaan. Haar werknaam was “ [naam 8] ”. Die naam had [naam 2] haar gegeven.Als een klant belde kreeg diegene [naam 2] aan de telefoon. Geconfronteerd met een foto van de verdachte heeft zij hem aangewezen als [naam 2] .was naast [naam 2] ook wel eens door “ [naam 9] ” naar een klant gebracht.[naam 6] heette eigenlijk “ [naam 10] ”.
De eerste verklaring van [slachtoffer 2]
heeft op 27 september 2014 bij de Koninklijke Marechaussee te Schiphol – blijkens een samenvatting van haar intakegesprek– verklaard dat zij in op 26 juni 2012 op uitnodiging van “ [naam 11] ”naar Nederland was gekomen. Zij was via internet met hem in contact gekomen. Hij had haar overgehaald om voor toerisme naar Nederland te komen. [verdachte] had haar ticket en visum geregeld en betaald. Ze had toen eerst twee weken in zijn huis gezeten aan de [adres 3] . Na twee weken vertelde hij haar dat ze moest gaan werken. Ze moest “met andere mannen […] gaan slapen”. Ze wilde dat niet. [verdachte] was tegen haar gaan schreeuwen, pakte haar paspoort af en dreigde haar met geweld en mishandeling. Ze werd bang voor hem en is vervolgens gaan doen wat hij haar opdroeg. Ze werd vervolgens door hem rondgereden en naar verschillende adressen gebracht. Daar moest zij seks hebben met mannen. Ze moest per dag vier tot vijf klanten bezoeken. Ze kreeg per klant € 120,-, die zij aan [verdachte] moest afstaan. Ze kreeg per dag € 25,- van [verdachte] . Hij hield haar altijd in de gaten en dreigde haar met geweld. In augustus 2013 was zij weggelopen.
De tweede verklaring van [slachtoffer 2]
Op 20 oktober 2014 heeft [slachtoffer 2] bij de politie verklaard dat zij een vrouwelijke kennis genaamd “ [naam 12] ” had in Indonesië. Dat was een kennis van “ [verdachte] ”. [naam 12] had tegen haar gezegd dat er voor haar in Nederland werk was als oppas voor “een omaatje”. Dat zou voor één of twee maanden zijn en dat wilde ze wel. Zij had [verdachte] uiteindelijk via Facebook leren kennen. [verdachte] had haar verteld dat zij als toerist naar Nederland kon komen om zijn familie te bezoeken. Terwijl [slachtoffer 2] al beschikte over een paspoort, regelde [verdachte] alles, van de uitnodiging, het ticket en het geld om het visum bij de ambassade te betalen. Hij was op dat moment in Nederland en zijn vrouw “ [naam 13] ” was op dat moment in Indonesië. [verdachte] regelde alles in Nederland, stuurde dat op en [naam 13] regelde het verder in Indonesië. [slachtoffer 2] betaalde het visum met geld dat zij via [naam 13] van [verdachte] had gekregen. [verdachte] had ook de reis naar Nederland betaald. [verdachte] had haar gezegd dat zodra zij salaris binnenkreeg, zij het geld moest terugbetalen.
Op 26 juni 2012 is [slachtoffer 2] naar Nederland gereisd. Ze had daarvoor het paspoort (de rechtbank begrijpt: nu met visum) en geld van de zoon van [naam 13] gekregen. Dat kon zij dan volgens hem tonen op de luchthaven als er om gevraagd zou worden. [verdachte] haalde haar op Schiphol op met een zilverkleurige Mercedes. Hij bracht haar naar een woning aan de [adres 2] . Daar was toen een andere vrouw genaamd “ [naam 14] ” of “ [naam 15] ”.
Waarom [slachtoffer 2] in de prostitutie moest gaan werken weet ze niet. Ze wilde naar huis, maar [verdachte] hield haar paspoort en ticket, dus dat kon niet. Vervolgens heeft ze zich er bij neergelegd. Een week nadat ze was aangekomen maakte [verdachte] foto’s van haar in sexy kleding, plaatste hij een advertentie op internet, werd er gebeld en moest zij naar een klant. De advertentie had [verdachte] aan haar laten zien. Ze snapte die niet want die was in het Nederlands. [slachtoffer 2] had op [naam site] .nl de naam “Shania”. Het telefoonnummer van [verdachte] stond bij de advertentie. Zij werd door [verdachte] naar de klanten gebracht en weer opgehaald. Dat deed “ [naam 9] ” ook wel eens in plaats van [verdachte] .
[verdachte] bepaalde het tarief dat zij moest vragen. Dat was € 125,-. Zij kreeg dan € 25,- en 100,- was voor [verdachte] . In de periode dat ze in Nederland was had ze veel klanten gehad. Ongeveer twee tot vier per dag. Ze werkte drie maanden lang voor hem, vanaf 9:00/10:00 tot 24:00 uur. Als ze van een klant kwam pakte [verdachte] het geld en dan kreeg zij € 25,- terug. De andere € 100,- was voor de reis (de rechtbank begrijpt: naar Nederland) en haar onderhoud in Nederland. [verdachte] regelde verder alles qua kosten in Nederland. Als zij het geld niet gaf werd hij boos. [slachtoffer 2] moest elke dag werken, behalve als er op een dag niet werd gebeld. Ze had ooit tegen hem gezegd haar tijd te geven om niet te werken. Daarop had [verdachte] “nee” gezegd. Als ze zei dat ze niet wilde werken zei hij tegen haar dat ze hier (de rechtbank begrijpt: naar Nederland) was gekomen om te werken. Ze moest klanten een service aanbieden: “slapen en massage”. [naam 14] vertelde haar dat en tijdens de reis (de rechtbank begrijpt: naar de klant) vertelde [verdachte] haar dat ook. Ze mocht de woning niet zelfstandig verlaten, omdat [verdachte] bang was dat zij zou vluchten.
De tweede verklaring van [slachtoffer 4]
heeft op 12 maart 2015 bij de politie verklaard dat ze in Indonesië in een karaokebar werkte. Een man die daar werkte, “ [naam 16] ”, bood haar werk aan in Nederland. Ze wist dat dit om de prostitutie ging en daarover had ze eerder tegen de politie over gelogen omdat ze het gênant vond om te vertellen.Hij bracht haar in contact met een vrouw die zich voorstelde als “ [naam 2] ”, waarvan zij dacht dat het een valse naam was. Ze vermoedt dat haar echte naam “ [naam 17] ” is. Die vertelde over hoe het werk in Nederland was en dat zij daar veel geld zou verdienen. Door haar werd ze voorgesteld aan “ [naam 18] ”. Die begeleidde haar naar Jakarta.Ze vertrok een week later naar Jakarta om op haar paspoort en visum te wachten. Zij woonde toen in Jakarta bij de zoon van degene die haar naar Nederland had laten komen. Hij had alles in Indonesië geregeld.
Na de vlucht stapte [slachtoffer 4] uit in Brussel. Voor het visum deed ze alsof ze ging werken op een schip of boot. In Brussel werd ze met de auto opgehaald door “ [verdachte] ” en ging ze naar Den Haag waar ze ging wonen. Ze woonde daar met [verdachte] , “ [naam 19] ” (die ook “ [naam 2] ” werd genoemd) en een vriendin uit Indonesië met wie ze had gereisd vanuit Indonesië. Ze mocht een dag rusten en de volgende dag begon ze met werken. Ze werkte als escort. [verdachte] nam de telefoongesprekken met de klanten aan en bracht haar naar de afspraken. Ze had daar ongeveer drie weken gewoond en dat ze eerder vier maanden had gezegd klopt niet. Vaak moest zij zeven dagen per week 4 of 5 uur per dag werken. [verdachte] had tegen haar gezegd dat ze het geld dat nodig was geweest voor het paspoort, visum en de vliegticket moest terugbetalen. Ze kreeg € 125,- van een klant. Daarvan was € 25,- voor haar en € 100,- was voor [verdachte] . Ze wist niet van te voren wat de tarieven waren. Ze vond de verdeling oneerlijk.
Rond februari 2014 was [slachtoffer 4] naar Jakarta gereisd en begin maart 2014 vertrok ze uit Jakarta (de rechtbank begrijpt: om naar Nederland te gaan).Bij de douane moest zij vertellen dat ze op een boot zou gaan werken.De kosten voor de reis en het paspoort moest zij terugbetalen aan [verdachte] en tegen haar was gezegd dat ze het met twee jaar werken zou hebben terugbetaald. Na het werken (de rechtbank begrijpt: in Nederland in de prostitutie) gaf ze het geld altijd aan [naam 19] / [naam 2] en daarna zou zij het aan [verdachte] geven.Ze was met “ [naam 7] ” naar Nederland vertrokken en zij kwam ook naar Nederland om in de prostitutie te werken..
Als ze ziek was zei [verdachte] tegen [slachtoffer 4] dat ze naar hier (de rechtbank begrijpt: Nederland) was gekomen om te werken en niet om te spelen. [naam 19] ontmoette ze in het huis in Den Haag. [verdachte] had haar van Brussel in een grijze Mercedes naar Den Haag gereden.[naam 19] had tegen haar gezegd dat als de politie haar zou oppakken dat ze dan naar huis (de rechtbank begrijpt: Indonesië) zou worden gestuurd. Het aantal klanten werd niet gelimiteerd. Als er zes klanten waren dan moesten ze allemaal worden geholpen. Er werd tegen haar gezegd dat ze volle weken moest werken en als ze een tijdje had gewerkt zou ze een keer in de week vrij mogen vragen. Dat werd dan door [verdachte] of [naam 19] bepaald. Tijdens ongesteldheid hoefde ze niet te werken. Als ze thuis kwam gaf ze het verdiende geld gelijk aan [verdachte] en hij gaf haar dan haar geld. Ze was bang dat als ze boos op haar zouden worden ze haar dan aan haar lot zouden overlaten, terwijl zij helemaal niemand in Nederland had.
Door [naam 19] waren foto’s van [slachtoffer 4] gemaakt voor bij de advertentie die [verdachte] op [naam site] .nl plaatste. Ze werkte onder de naam “ [naam 20] ” en [naam 7] werkte onder de naam “ [naam 8] ”. De klanten vroegen haar om te masseren, soms om te praten en de rest was seks. De klant bepaalde wat zij deed. [verdachte] wist hoe lang de afspraak was en wachtte buiten op haar. Als de tijd om was kwam hij haar ophalen.[verdachte] was Nederlands, ongeveer 50 jaar oud, klein beetje kaal, kortgeschoren haar grijs haar, hij had een grote buik en hij droeg een bril.Ze woonde met [naam 7] op een kamer en in een andere kamer zaten [verdachte] en [naam 19] .
De derde verklaring van [slachtoffer 4]
Op 3 juni 2015 heeft [slachtoffer 4] verklaard dat ze nooit zelfstandig buiten de woning was geweest en dat zij altijd met [verdachte] was. De vrouw van [verdachte] kende zij onder de namen [naam 2] , [naam 19] en “ [naam 13] ”.werd door [naam 7] “ [naam 10] ” genoemd.
3.4.2.5
[naam site] .nl advertentie
Op 8 oktober 2014 heeft de politie op [naam site] .nl een advertentie aangetroffen voor een vrouw met de naam “ [naam 1] ”. De vrouw betrof volgens de advertentie een Aziatische vrouw. Onder meer de mogelijke seksuele handelingen en beschikbaarheid voor wat betreft data en tijden stonden in de advertentie vermeld. Als telefoonnummer stond vermeld [telefoonnnummer] .Getuige [getuige] heeft diezelfde dag verklaard dat hij naar dat nummer had gebeld om een masseuse te bestellen die werkt onder de naam [naam 1] .Verder had [naam 1] hem een foto gestuurd van het paspoort van de verdachte.Die omstandigheden, in samenhang bezien met de omstandigheid dat [slachtoffer 1] zich diezelfde dag als “ [naam 1] ” bekend maakte, maken dat de rechtbank voldoende aannemelijk acht dat dit de [naam site] .nl advertentie van [slachtoffer 1] was.
3.4.2.6 De verklaring van verdachte
De verdachte heeft voor het eerst ter terechtzitting van 22 juni 2018 een inhoudelijke verklaring afgelegd. Hij heeft toen verklaard dat hij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] kent. De vrouwen hadden toen hij ze van het vliegveld ophaalde aan hem verteld dat ze in de prostitutie gingen werken. Hij heeft ze op hun verzoek onderdak verschaft in de woning aan de [adres 2] en voor hen gezorgd. Hij sliep daar ook wel eens. Hij hielp ze omdat ze anders aan zichzelf waren overgeleverd. Ze spraken geen Nederlands, doch wel Engels. Hij hielp de vrouwen met het maken van advertenties op [naam site] .nl. Foto’s voor bij de advertentie hadden ze al zelf of maakten ze van elkaar. Van het geld dat de vrouw ontvingen hielden zij € 25,- op zijn advies om te sparen en de overige € 100,- ging in een laatje voor de gezamenlijke uitgaven. Ze waren niet verplicht geld aan hem te geven. Hij bracht ze regelmatig naar de klanten, met zijn Mercedes. Hij heeft weleens de telefoon aangenomen van de vrouwen als klanten belden en gebruikte dan de naam [naam 2] om de klanten te woord te staan. De vrouwen konden de woning op eigen gelegenheid verlaten en omgaan met wie zij wilden.
3.4.2.7 De rol van de verdachte
Op basis van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de perioden waarover de vrouwen hebben verklaard zij via www. [naam site] .nl werden aangeboden voor betaalde seks en dat zij in die perioden ook daadwerkelijk betaalde seks hebben gehad. Uit het voorgaande volgt voorts genoegzaam dat de verdachte de vier vrouwen heeft opgehaald van het vliegveld, hen heeft gehuisvest en in zijn huishouden heeft opgenomen, seksadvertenties voor hen op [naam site] .nl heeft geplaatst, afspraken heeft gemaakt met klanten en de vrouwen naar klanten heeft gebracht. Voorts is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen genoegzaam volgt dat de verdachte seksueel getinte foto’s heeft gemaakt van de vrouwen. Daarnaast staat vast dat verdachte van elke € 125,- die de vrouwen kregen voor hun prostitutiewerk, € 100,- ontving. Daarmee gaven de vrouwen ongeveer 80% van het door hen door middel van prostitutie verdiende geld aan de verdachte. Afdoende is gebleken dat de vrouwen dat deel van het door hen verdiend geld afdroegen omdat de verdachte dat had bepaald.
3.4.2.8 De rol van anderen
Op basis van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in elk geval de vrouw van de verdachte in Indonesië een rol heeft gespeeld bij het leggen van contacten met de vrouwen in Indonesië, en in Nederland bij het maken van foto’s, het ontvangen van het verdiende geld van de vrouwen en het bepalen van hun bewegingsvrijheid. Daarbij moet het verdachte en zijn vrouw, vanwege hun relatie en het gegeven dat zij beiden (deels) ook samen in Den Haag waren terwijl de vrouwen daar waren en werkten in de prostitutie, over en weer duidelijk zijn geweest dat het handelen van verdachte en zijn vrouw was gericht op het in de prostitutie brengen en houden van de vrouwen. In dat opzicht was er derhalve sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat verdachte en zijn vrouw, gelet op hun rol en wetenschap daarom naar het oordeel van de rechtbank als mededaders kunnen worden aangemerkt.
Ook stelt de rechtbank vast op basis van voormelde bewijsmiddelen dat de zoon van de verdachte een rol heeft gespeeld bij de handelingen in Indonesië met betrekking tot het regelen van visa en de reis naar Nederland. De rechtbank kan op basis van de beschikbare bewijsmiddelen echter met onvoldoende mate van zekerheid vaststellen dat de zoon wetenschap had van dan wel voorwaardelijk opzet had op de omstandigheid dat de vrouwen in de prostitutie zouden gaan werken, laat staan op uitbuiting van de vrouwen of op het gebruik van enig dwangmiddel.
3.4.2.9 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte, samen met zijn vrouw, de genoemde vier Indonesische vrouwen heeft gefaciliteerd in hun komst naar Nederland om hier in de prostitutie te werken, dat zij bij verdachte in zijn woning verbleven en dat zij 80 procent van hun verdiensten uit die prostitutie aan verdachte hebben afgestaan. De vier vrouwen spraken de Nederlandse taal niet, spraken evenmin of in elk geval nauwelijks de Engelse taal en hadden geen financiële middelen toen zij hier kwamen. Verdachte of een van zijn handlangers heeft in het begin kosten voor hen gemaakt (onder meer reis en visum in Indonesië, huisvesting, vervoer, telefoon en (levens)benodigdheden in Nederland) en heeft hen geïntroduceerd en wegwijs gemaakt in (het werken in) de prostitutie in Nederland. Gelet op de verdeling van de verdiende gelden moet geconcludeerd worden dat verdachte en zijn vrouw dit hebben gedaan met het doel om er financieel beter van te worden.
Hoewel de vrouwen tevoren wisten dat zij in de prostitutie zouden gaan werken, en daarmee kennelijk ook hadden ingestemd, is de rechtbank gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte gebruik heeft gemaakt van misleiding en dwang en dat verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht jegens aangeefsters en van de kwetsbare positie van aangeefsters. De rechtbank overweegt in dat verband als volgt.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht wordt verondersteld aanwezig te zijn als, kort gezegd, het slachtoffer in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden van – zoals hierboven eerder overwogen – een mondige prostituee in Nederland. Een dergelijke situatie wordt aangeduid als uitbuitingssituatie. Reeds het gegeven dat alle aangeefsters niet zelfstandig over alle door hen gegenereerde inkomsten konden beslissen, duidt op een afhankelijke of onderdrukte situatie.
Met het misbruik maken van een kwetsbare positie wordt gedoeld op een situatie waarin de betrokkene geen reële of aanvaardbare keuze heeft anders dan het misbruik te ondergaan. Deze situaties overlappen elkaar grotendeels. Uit jurisprudentie volgt dat beide situaties ruim worden uitgelegd. Beoogd wordt een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers. Allerlei factoren kunnen hierbij een rol spelen. Te denken valt aan de financiële en sociale situatie waarin het slachtoffer zich bevindt.
Dat aangeefsters zich in een kwetsbare positie bevonden en dat zij niet kunnen worden gezien als een mondige prostituees, blijkt uit de feiten en omstandigheden zoals die op basis van de bewijsmiddelen door de rechtbank zijn vastgesteld. Zo bevonden alle aangeefsters zich op het moment dat zij in aanraking kwamen met verdachte in een financiële situatie die het hun niet mogelijk maakte zelf hun reis naar Nederland te betalen. Dat werd door verdachte en zijn mededader geregeld en bekostigd. Hun werd voorgehouden dat zij in Nederland veel geld zouden verdienen in de prostitutie, waarmee zij de voor hen gemaakte kosten konden terug betalen. Eenmaal in Nederland aangekomen en werkende in de prostitutie bleek echter dat de aangeefsters een heel groot deel van hun inkomsten niet zelf mochten houden, maar moesten afgeven aan verdachte en/of zijn vrouw. Daarmee heeft verdachte, die –anders dan de aangeefsters- de Nederlandse samenleving kende en de Nederlandse taal beheerst, misbruik gemaakt van zijn feitelijke overwicht op de vrouwen en heeft hij hen misleid ten aanzien van de daadwerkelijke opbrengsten van hun prostitutiewerk. Daarnaast konden aangeefsters niet zelf bepalen hoe zij het door hen verdiende geld wensten aan te wenden en van het aan verdachte afgestane geld is kennelijk niets meer over. Ook heeft verdachte zich verregaand bemoeid met de uitvoering van het prostitutiewerk van de aangeefsters. Zo maakte hij seksadvertenties voor hen op [naam site] .nl, maakte hij en/of zijn vrouw de daarvoor benodigde foto’s, maakte hij afspraken met klanten en bracht hij de vrouwen naar hun klanten. Vanuit de gedachte dat prostitutie een zelfstandig beroep is, waarbij hulp van anderen niet nodig en zelfs onwenselijk is, is deze vergaande bemoeienis, zeker in het licht van het gegeven dat de vrouwen geenszins zelfstandig hun weg konden vinden in Nederland, laat staan in de Nederlandse prostitutie, een brug te ver.
Naar het oordeel van de rechtbank is verder, gelet op de overeenkomsten in de verklaringen van de vrouwen - onder de omstandigheid dat van overleg tussen hen niet is gebleken - voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte hun werktijden heeft bepaald en de tarieven heeft bepaald die de vrouwen moesten rekenen. Ook heeft hij de vrijheid van de vrouwen beperkt. Daartoe overweegt de rechtbank dat hoewel is gebleken dat de vrouwen niet fysiek gevangen werden gehouden de verdachte wel de controle hield over hun bewegingsvrijheid. Niet alleen fysiek, doch ook geestelijk door tegen hen te zeggen dat zij bang moesten zijn voor de politie en dat zij boetes moesten betalen als zij stopten met het werken in de prostitutie. Omdat de vrouwen onbekend waren in Nederland, geen Nederlands spraken en slecht Engels waren zij daardoor vrijwel volledig overgeleverd aan de verdachte. Hiermee heeft verdachte gebruik gemaakt van het middel ‘dwang’.
Vanuit al het voorgaande doet het feit dat de aangeefster aanvankelijk er zelf voor kozen om in de prostitutie te gaan werken, niet (meer) ter zake. De bovengenoemde door verdachte aangewende middelen hebben immers de wil van aangeefsters dusdanig beïnvloed dat niet meer gesproken kan worden van een geheel vrije wil.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte en zijn vrouw zowel [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] als [slachtoffer 4] hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting, door hen te misleiden, door misbruik te maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van hun kwetsbare positie te maken. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte en/of zijn vrouw door zo te handelen hen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen voor de werkzaamheden in de prostitutie en hem en/of zijn vrouw uit de hiervan afkomstige opbrengsten te bevoordelen en dat de verdachte en zijn vrouw hiermee opzettelijk voordeel hebben getrokken uit hun seksuele uitbuiting. Een en ander gebeurde door hen vanuit Indonesië (deels via België) naar Nederland over te laten komen om hen hier uit te buiten.
Conclusie
De rechtbank is daarom van oordeel dat alle varianten van mensenhandel aan verdachte bij dagvaarding I (parketnummer 09/76728814) onder feit 1 en 2 ten laste gelegd en onder het bij dagvaarding II (parketnummer 09852114-15) tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken voor zover het betreft het volgende.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
Ter zake [slachtoffer 2] zijn onder meer de volgende handelingen tenlastegelegd:
- dat verdachte en/of zijn mededader(s) aan die [slachtoffer 2] heeft verteld dat zij in Nederland zou kunnen werken als oppas,
- dat de verdachte en/of zijn mededader(s) het paspoort van die [slachtoffer 2] bij zich heeft gehouden en
- dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meermalen seks met die [slachtoffer 2] heeft gehad.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van [slachtoffer 2] over dat haar was verteld dat zij op een oma zou gaan oppassen in Nederland en dat haar paspoort was afgenomen, op die punten zo opvallend anders dan de verklaringen van de overige drie vrouwen dat de rechtbank voor die handelingen, bij gebrek aan andere bewijsmiddelen op die onderdelen, onvoldoende bewijs aanwezig acht. Voorts is de rechtbank van oordeel dat uit het onderzoek niet is gebleken dat het hebben van seks met verdachte op rechtstreeks dienstig is geweest voor het creëren van een uitbuitingsituatie.
Ten aanzien van [slachtoffer 4]
Ter zake [slachtoffer 4] zijn onder meer de volgende handelingen tenlastegelegd:
- dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 4] heeft verteld dat zij in Nederland veel geld zou kunnen verdienen,
- dat verdachte en/of zijn mededader(s) voor die [slachtoffer 4] een visum heeft geregeld en/of betaald en
- dat verdachte en/of zijn mededader(s) tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat zij het geld voor het visum, de reis en de kosten voor verblijf terug zou moeten betalen en/of dat dit na ongeveer 2 jaar wel goed zou zijn en/of
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de verklaring van [slachtoffer 4] niet dat diegene ( [naam 17] ) die haar vertelde dat ze veel geld in Nederland zou kunnen verdienen, dat diegene die voor haar een visum regelde (de zoon van de verdachte) en diegene (een onbekend gebleven persoon) die iets had gezegd over het vergoeden van de gemaakte kosten wetenschap had van en (voorwaardelijk) opzet had op enige uitbuiting.
Dwangmiddelen
Daarnaast zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van de dwangmiddelen geweld, bedreiging met geweld of (een) andere(n) feitelijkhe(i)d(en), afpersing en fraude aangezien onvoldoende is gebleken dat er sprake was van die dwangmiddelen.
3.4.3Dagvaarding I (feit 3)
Ter zake feit 3 van dagvaarding I heeft [slachtoffer 3] (hierna ook: [slachtoffer 3] ) aangifte gedaan.
De eerste verklaring van [slachtoffer 3]
(geboren in Indonesië) heeft op 15 december 2010 bij de politie verklaard dat zij op 17 augustus 2010 in Praag een vrouw ontmoette genaamd “ [naam 21] ”. Deze [naam 21] werkte in Den Haag bij een escortbedrijf. Zij vroeg aan [slachtoffer 3] of zij wilde werken in de escort. [naam 21] vertelde haar dat ze per persoon € 25,- kon verdienen en dat zij vijf tot zes klanten per dag zou krijgen. Haar werd niet verteld hoeveel de klanten moesten betalen. [naam 21] werd opgehaald door haar baas in Den Haag, ene [verdachte] . [slachtoffer 3] ontmoette hem in Praag. Hij vond [slachtoffer 3] goed genoeg en nam haar bagage alvast mee naar Nederland. [slachtoffer 3] moest nog even werken in Praag. Op 19 september 2010 vloog zij naar Nederland. Het ticket had zij zelf gekocht. [verdachte] haalde haar op het vliegveld met de auto op. [verdachte] was een Nederlandse man, grote bruine ogen met een bril, een gezet postuur met een buikje, was ongeveer 60 jaar, stoppels als een snor en baard en was kaal. Hij reeds in een donkerkleurige Mercedes. In Den Haag aangekomen gingen ze naar een woning aan de Kepplerstraat 326 of 328. Vanaf het trottoir ging men het woonhuis in en direct was er een trap omhoog. Als naam op [naam site] .nl had [slachtoffer 3] “ [naam 22] ”.
De tweede verklaring van [slachtoffer 3]
Op 17 december 2010 heeft [slachtoffer 3] verklaard dat zij de eerste twee dagen na aankomst in Den Haag niet hoefde te werken en dat zij daarna begon als escort. In die eerste twee dagen maakte [verdachte] foto’s van haar in de woning aan de [adres 2] . Dat waren naaktfoto’s en foto’s in bh en onderbroek. Die foto’s zou [verdachte] plaatsen op [naam site] .nl. [verdachte] had ook aan haar gevraagd of zij bepaalde seksuele handelingen wilde doen. Op de derde dag werd zij gebeld door een klant. Ze sprak Engels met de klant. Op enig moment werd er een afspraak gemaakt in Rotterdam. [verdachte] had het gesprek overgenomen en vervolgens werd zij door [verdachte] in de Mercedes weggebracht. [verdachte] vertelde haar het huisnummer waar ze naar toe moest. Hij vertelde haar hoe lang ze daar moest zijn: één of twee uur. Hij vertelde haar ook hoeveel geld zij moest vragen. Dat was € 125.- voor een uur. Nadat zij op de eerste afspraak normale seks met de klant had gehad kreeg zij € 125,- van de klant. Vervolgens ging [slachtoffer 3] terug naar [verdachte] die was blijven wachten in de auto. Thuis aangekomen (de rechtbank begrijpt: in de woning op de [adres 2] ) gaf [slachtoffer 3] de € 125,- aan [verdachte] , omdat [verdachte] van te voren had gezegd dat te doen. Daarop noteerde [verdachte] dat zij € 25,- van hem tegoed had. De tweede keer nam [verdachte] de telefoon van [slachtoffer 3] over en maakte de afspraak. Als ze twee uur bij een klant was dan werd er € 50,- opgeschreven (de rechtbank begrijpt: aan tegoed).
Nadat [slachtoffer 3] een maand voor straf door [verdachte] naar Papendrecht werd gebracht om bij ene [naam 23] in de escort te werken ging ze op 11 december 2010 weer terug naar [verdachte] op de [adres 2] . [verdachte] gebruikte verder de naam “ [naam 2] ” en deed een vrouwenstem na als hij de telefoon opnam van klanten. Als ze niet wilde werken werd [verdachte] boos op haar. Hij sloeg dan op de tafel en schopte tegen de deur. Ze had niemand hier (de rechtbank begrijpt: in Nederland) en als hij haar zou wegsturen had zij niemand.
De verklaring van verdachte
De verdachte – die zoals reeds vermeld voor het eerst ter terechtzitting van 22 juni 2018 een inhoudelijke verklaring heeft afgelegd – heeft verklaard dat hij [slachtoffer 3] niet kent en gedurende de periode waarover zij heeft verklaard (2010) niet in Nederland was.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken voor zover het betreft het volgende.
Ter zake [slachtoffer 3] zijn onder meer de volgende handelingen tenlastegelegd:
- dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] heeft verteld dat zij in Nederland veel zou verdienen en
- dat verdachte en/of zijn mededader(s) met stemverheffing heeft gesproken als die [slachtoffer 3] geen seks met hem wilde hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de verklaring van [slachtoffer 4] niet dat diegene ( [naam 24] ) die haar vertelde dat ze veel geld in Nederland zou kunnen verdienen wetenschap had van en (voorwaardelijk) opzet had op enige uitbuiting dan wel dat diegene in opdracht van verdachte handelde. Voorts is de rechtbank van oordeel dat uit het onderzoek niet is gebleken dat boos worden wegens de weigering seks te hebben met verdachte rechtstreeks dienstig is geweest aan het creëren van een uitbuitingsituatie.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van de dwangmiddelen geweld, bedreiging met geweld of (een) andere(n) feitelijkhe(i)d(en), afpersing en fraude aangezien onvoldoende is gebleken dat er sprake was van die dwangmiddelen.
Tot slot zal de rechtbank verdachte voor dit feit vrijspreken van het medeplegen. Onvoldoende duidelijk is geworden of en, zo ja, met wie, verdachte in dit geval zou hebben samengewerkt.
Schakelbewijs
Conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan andere bewezenverklaarde, soortgelijke, feiten als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de ook te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de reeds bewezenverklaarde feiten (feiten 1 en 2 van dagvaarding I, en het feit van dagvaarding II) kunnen dienen als schakelbewijs voor feit 3 van dagvaarding I, nu sprake is van een herkenbare en zeer specifieke modus operandi, en overeenkomende signalementen en omstandigheden. Immers, de werkwijze bij de afzonderlijke feiten komt telkens overeen. In alle vijf de gevallen (ter zake de vier vrouwen van de reeds bewezenverklaarde feiten en het onderhavige feit) is er een vrouw van Indonesische afkomst geworven om in Nederland in de prostitutie te gaan werken. Ze werkten allemaal in de escort, er werd voor hen een advertentie op [naam site] .nl gemaakt, ze moesten allemaal € 125,- per uur rekenen voor hun prostitutiewerkzaamheden en ze moesten daarvan allen € 100,- afstaan aan een derde. Zij woonden allemaal op de [adres 2] te Den Haag en het huisnummer waarover [slachtoffer 3] heeft verklaard komt overeen met de verklaring van meerdere van de vier andere vrouwen. Voorts wordt telkens over degene voor wie zij werkten verklaard dat die man gebruik maakt van de naam “ [naam 2] ”. Voorts komen de signalementen van die man die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] hebben gegeven vrijwel geheel overeen: een Nederlandse man, ka(a)l(end), een buikje/grote buik en bril dragend. Deze man reed bij alle vrouwen in een Mercedes. Ook verklaren de aangeefsters dat deze “ [naam 2] ” zich voordeed als een vrouw dan wel met een vrouwenstem sprak, terwijl hij een man is.
De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van de raadsman dat de verklaring van [slachtoffer 3] “sole and decisive” is om tot een bewezenverklaring te komen.
Voor zover de verdediging heeft gesteld dat uit het dossier onomstotelijk volgt dat de verdachte niet in Nederland was in 2010 overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank sluiten geen van de aangedragen omstandigheden (ingeschreven staan in Indonesië, het huren van de [adres 2] vanaf pas juli 2011, het openen van een bankrekening in januari 2012 en getuigenverklaringen) uit dat de verdachte in 2010 in Nederland verbleef. Uit verrichte “money transfers” in Den Haag kan worden afgeleid dat de verdachte toentertijd juist wel in Nederland was. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat – zoals de verdediging ten aanzien daarvan stelt – iemand anders gebruik heeft gemaakt van het pasje op naam van verdachte. Ten eerste heeft verdachte dat zelf niet verklaard en die stelling ook geen handen en voeten gegeven, en daarnaast is het minst genomen niet logisch dat een pasje op naam van verdachte in Nederland is gebruikt terwijl verdachte naar eigen zeggen tot dat moment niet in Nederland was. Daar komt bij dat een dergelijk (identificerend) pasje ongetwijfeld met een ID bewijs moet worden aangevraagd en aangemaakt, hetgeen veronderstelt dat verdachte dat zelf heeft aangevraagd.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 3] heeft geworven in Praag voor prostitutie in Nederland, heeft opgehaald van het vliegveld, haar heeft gehuisvest, een seksadvertentie voor haar op [naam site] .nl heeft geplaatst, afspraken heeft gemaakt met klanten, haar naar klanten heeft gebracht en seksueel getinte foto’s heeft gemaakt van haar en het door haar verdiende geld in ontvangst heeft genomen. Daarmee heeft verdachte [slachtoffer 3] geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen om haar vervolgens in de prostitutie te laten werken. Gelet op de verdeling van de verdiende gelden moet geconcludeerd worden dat verdachte dit alles heeft gedaan met het doel om er zelf financieel beter van te worden. Zijn oogmerk was dan ook gericht op het behalen van financieel voordeel. Dit voordeel voor verdachte werd onder zodanige omstandigheden verkregen (waaronder de onevenredige verdeling van het geld en de afhankelijke situatie van [slachtoffer 3] ) dat voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte het oogmerk van uitbuiting had. Daarvoor is mede bepalend dat uit de verklaring van [slachtoffer 3] volgt dat 80% van het door haar door middel van prostitutiewerk verdiende geld aan de verdachte is gegeven. Afdoende is gebleken dat [slachtoffer 3] dat deel van het door haar verdiende geld afdroeg omdat de verdachte dat had bepaald. Dat maakt dat voldoende aannemelijk is geworden dat het opzet van verdachte was gericht was op seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] .
Hoewel [slachtoffer 3] tevoren wist dat zij in de prostitutie zouden gaan werken en daarmee kennelijk ook had ingestemd, is de rechtbank gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte gebruik heeft gemaakt van misleiding en dwang en dat verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht jegens aangeefster en van haar kwetsbare positie. Met verwijzing naar hetgeen hierboven reeds is overwogen omtrent over de inhoud en uitleg van deze dwangmiddelen, merkt de rechtbank daarover ten aanzien van [slachtoffer 3] nog het volgende op.
[slachtoffer 3] bevond zich op het moment dat zij in aanraking kwam met verdachte in een moeilijke financiële situatie. Vanuit de gedachte dat in Nederland veel geld viel te verdienen in de prostitutie is zij vervolgens naar Nederland gekomen, alwaar verdachte haar heeft geholpen om in de prostitutie te gaan werken. Dit was ook nodig omdat [slachtoffer 3] –anders dan verdachte – de Nederlandse samenleving niet kende en de Nederlandse taal niet beheerste. De hulp die verdachte verschafte was verregaand van aard: hij maakte een seksadvertentie voor haar op [naam site] .nl, maakte de daarvoor benodigde foto’s, maakte afspraken met klanten en bracht haar naar de klanten. Vanuit de gedachte dat prostitutie een zelfstandig beroep is, waarbij hulp van anderen niet nodig en zelfs onwenselijk is, is deze vergaande bemoeienis, zeker in het licht van het gegeven [slachtoffer 3] geenszins zelfstandig haar weg kon vinden in Nederland, laat staan in de Nederlandse prostitutie, een brug te ver.
In de verwachting haar financiële positie te verbeteren is [slachtoffer 3] aan de slag gegaan in de prostitutie, maar al snel bleek zij een heel groot deel van haar inkomsten niet zelf te mogen houden, maar moest zij dit afgeven aan verdachte. Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank misbruik gemaakt van zijn feitelijke overwicht op [slachtoffer 3] en is zij ook misleid ten aanzien van de daadwerkelijke opbrengsten van haar prostitutiewerk.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarnaast, gelet op de overeenkomsten in de verklaringen van de vier hierboven genoemde vrouwen en die van [slachtoffer 3] – onder de omstandigheid dat van overleg tussen hen niet is gebleken – voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte haar werktijden heeft bepaald, de tarieven heeft bepaald die zij moest rekenen en de afspraken met haar klanten maakte. Ook heeft verdachte de vrijheid van [slachtoffer 3] beperkt. Daartoe overweegt de rechtbank dat hoewel is gebleken dat [slachtoffer 3] niet fysiek gevangen werd gehouden de verdachte wel de controle hield over haar bewegingsvrijheid door boos te worden als ze niet wilde werken. Uit haar verklaring volgt dat zij mede daardoor werd gedwongen te blijven werken in de prostitutie. Vanuit al het voorgaande doet het feit dat de aangeefster aanvankelijk er zelf voor kozen om in de prostitutie te gaan werken, niet (meer) ter zake. De bovengenoemde door verdachte aangewende middelen hebben immers de wil van aangeefsters dusdanig beïnvloed dat niet meer gesproken kan worden van een geheel vrije wil. Het middel dwang is daarmee gegeven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte [slachtoffer 3] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting, door haar te misleiden, door misbruik te maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van haar kwetsbare positie te maken. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte haar door zo te handelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen voor de werkzaamheden in de prostitutie en hem uit de hiervan afkomstige opbrengsten te bevoordelen en dat de verdachte hiermee opzettelijk voordeel heeft getrokken uit haar seksuele uitbuiting. Een en ander gebeurde door haar vanuit Praag naar Nederland over te laten komen om haar hier uit te buiten.
Conclusie
De rechtbank is daarom van oordeel dat alle varianten van mensenhandel aan verdachte bij dagvaarding I (parketnummer 09/76728814) onder feit 3 ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.