3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Was verdachte de bestuurder van de auto?
Op 11 februari 2018, omstreeks 03.15 uur, bevond [getuige] , beveiliger, zich in het hoofdgebouw bij de ingang van attractiepark Duinrell te Wassenaar. Van [getuige] zag dat een man paniekerig op het raampje klopte en riep: “auto in water”. De man was doorweekt en had schrammen op zijn hoofd en handen. Van [getuige] is met de man meegelopen en zag dat deze op het pad richting het bungalowpark naar een sloot wees. Van [getuige] zag dat een grijze personenauto bijna geheel onder water lag. Hij zag dat er een man uitstak die zijn hoofd met moeite boven water probeerde te houden. Van [getuige] hoorde van de melder dat er twee mannen in de auto zouden zitten. Hij heeft bij de auto gewacht tot de politie ter plaatse was.
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] werden op 11 februari 2018 om 03.15 uur door de meldkamer naar Duinrell gestuurd. Daar zagen zij dat een voertuig ondersteboven in het water lag en dat er een man op het voertuig lag. De man die naast de beveiliger langs de kant stond gaf aan dat er nog twee personen in het voertuig zaten.[verbalisant 3] en [verbalisant 4] kwamen iets later aan en hebben onderzoek gedaan naar de identiteit van de betrokkenen. Zij hoorden via de mobilofoon dat de auto op naam stond van verdachte. Verbalisanten hoorden van personen die in het vakantiehuisje van de verdachte verbleven dat de twee andere inzittenden van de auto in het tegenover gelegen [plaats 2] verbleven. Het zou gaan om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . In het huisje troffen verbalisanten brieven aan op naam van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Tevens troffen zij [Melder] aan, die overeenkwam met het signalement van de melder en die zij hebben meegenomen naar het politiebureau voor het afleggen van een getuigenverklaring.
[Melder] heeft op 11 februari 2018 omstreeks 5.21, dus kort na het ongeval, in een kort verhoor bij de politie verklaard dat hij en drie anderen (verdachte, [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 1] ) met de auto naar Den Haag zouden rijden om te gaan stappen. [Melder] had nog gezegd dat zij dit niet moesten doen want er was alcohol gedronken. De auto was van verdachte en werd ook door hem bestuurd. [slachtoffer 1] zat samen met [Melder] achterin;
[slachtoffer 2] zat voorin, naast de bestuurder. “De chauffeur was dronken”, aldus [Melder] . Toen zij op het park aan het rijden waren, raakte de auto een stoepje en een boom, waarna [Melder] uit de auto is gestapt. De auto reed verder en [Melder] zag dat de auto ongeveer 400 meter verderop een rand van de stoep raakte. De auto kwam in het water en de chauffeur kroop uit de auto. [Melder] is er naartoe gegaan en sprong in het water. Hij probeerde de deuren te openen, maar dat lukte niet want de auto lag op zijn kop.
In een uitgebreid verhoor op 24 april 2018 heeft [Melder] verklaard dat hij in de nacht van 11 februari 2018 in [plaats 2] op Duinrell in Wassenaar was met meerdere personen, onder wie verdachte. Die avond dronken zij alcohol. Aan verdachte kon [Melder] zien dat hij onder invloed van alcohol was. Toen zij klaar waren om naar Den Haag te gaan, kwam verdachte naar de bungalow van [Melder] met zijn auto, een Skoda Superb. Verdachte bestuurde de auto. [Melder] ging op de achterbank rechts achter de passagiersstoel zitten, naast hem op de achterbank, achter de bestuurdersstoel zat [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] zat op de passagiersstoel voorin en verdachte zat op de bestuurdersstoel. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden geen rijbewijs. Ze reden van [plaats 2] over de weg langs de andere bungalows, bij de kruising sloegen ze linksaf en reden ze verder langs het water rechts van hen. Vervolgens gingen ze de weg op waar links de parkeerplaats P3 lag. [Melder] is uit de auto gestapt in de buurt van het Duinhostel-gebouw dat op ongeveer 50 tot 70 meter afstand van die plek stond, ergens achter de rechter bocht. Verdachte reed naar de mening van [Melder] te snel en een beetje gevaarlijk. Al bij de eerste bocht haalde hij die bocht bijna niet. [Melder] hoorde dat de struiken aan de rechterkant van de weg tegen de carrosserie van het voertuig schuurden. [Melder] riep dat verdachte het voertuig moest stoppen en dat hij wilde uitstappen. Verdachte zei dat er niets aan de hand was en dat ze verder gingen. [Melder] waarschuwde verdachte, waarop deze sneller ging rijden. De rijstijl van verdachte maakte [Melder] bezorgd dat er iets kon gebeuren en daarom wilde hij uit de auto stappen. Na het passeren van een bocht naar rechts riep [Melder] naar verdachte om de auto te stoppen en dat hij wilde uitstappen. Verdachte remde het voertuig een beetje af en [Melder] sprong uit de auto. Nadat hij uit het voertuig was gesprongen vervolgde de auto de rit. Toen [Melder] opstond en in de richting van het voertuig keek, hoorde hij dat deze ergens tegenaan botste. In eerste instantie hoorde hij één klap, kort daarna een tweede klap en toen was het stil. Omdat [Melder] geen voertuig zag, rende hij meteen over de weg die het voertuig had genomen. Na ongeveer 300 meter zag hij dat het voertuig op zijn dak in het water lag. Toen [Melder] bij de Skoda aankwam was deze al helemaal onder water, alleen de achterwielen waren zichtbaar. [Melder] sprong in het water en probeerde een deur te openen, maar dat lukte niet. Op het moment dat hij naar de oever ging, merkte [Melder] dat verdachte op het voertuig lag. [Melder] riep naar hem waar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren, maar verdachte reageerde daar niet op; hij gaf geen antwoord en ademde moeilijk. [Melder] is vervolgens naar de beveiliging gerend.
Op 11 februari 2018 te 5.35 uur is met toestemming van de verdachte bij hem bloed afgenomen voor onderzoek.Uit dit onderzoek is gebleken dat het bloedalcoholgehalte 1,77 milligram ethanol per milliliter bloed bedroeg.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 11 februari 2018 met zijn auto, een Skoda met het [kenteken] , naar Duinrell te Wassenaar was gereden, waar hij met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun huisje wodka en bier heeft gedronken. Verdachte heeft verklaard dat het eerste moment dat hij zich daarna kan herinneren is hoe hij aan het verdrinken was in de auto.De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zijn auto niet vaak uitleent, maximaal één keer per maand en alleen aan familie en vrienden. Hij had zijn auto nog nooit uitgeleend aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] of [Melder] .
Conclusie
[Melder] , die verdachte als de bestuurder van de auto heeft aangewezen, heeft in eerste instantie (kort na het ongeval) een korte verklaring bij de politie afgelegd. Later heeft hij een uitgebreide verklaring afgelegd. Er zitten verschillen tussen zijn eerste en tweede verklaring, maar dat doet de rechtbank niet twijfelen aan de betrouwbaarheid van die verklaringen. Beide verklaringen zijn op hoofdlijnen, maar ook op meer specifieke (relevante) punten consistent en gedetailleerd. Bovendien worden beide verklaringen bevestigd door objectieve gegevens: hetgeen [Melder] heeft verklaard over de rijroute en de incidenten op die route, vindt steun in het door de politie vastgestelde sporenbeeld; en waar [Melder] heeft verklaard dat verdachte gedronken had, vindt dat steun in de uitslag van het onderzoek naar het bloed van verdachte. Bovendien passen de verklaringen van [Melder] precies bij hetgeen getuigen Van [getuige] en de [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben waargenomen. Dat de getuige [Melder] ten tijde van het feit gedronken had, kan aan deze vaststellingen niet afdoen. Gelet hierop zijn de verklaringen van [Melder] betrouwbaar en de rechtbank gebruikt deze verklaringen voor het bewijs.
Dit leidt ertoe dat de rechtbank op grond van de voorgaande bewijsmiddelen vaststelt dat de verdachte ten tijde van het ongeval de bestuurder was van de auto. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat er geen aanknopingspunten zijn voor de vooronderstelling dat een ander dan de verdachte in zijn auto zou hebben gereden, terwijl dat bovendien onaannemelijk is gelet op zijn eigen verklaring dat hij zijn auto slechts zelden uitleende, en dan alleen aan familie en vrienden – en nooit eerder aan de slachtoffers of aan [Melder] .
Zeer onvoorzichtig e/o onoplettend handelen?
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen, komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het woord ‘zeer’ impliceert dat sprake moet zijn geweest van een grote fout. Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van de verdachte, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, als zodanig te kwalificeren.
Voor zover verdachte zich al niet van het risico bewust is geweest, had hij dat risico moeten voorzien en tevens anders kunnen handelen.
Conclusie
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij onder invloed was van alcohol (alcoholgehalte 1,77 milligram alcohol per milliliter bloed), en zich door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor twee anderen zijn overleden. Dit leidt tot de navolgende bewezenverklaring.