ECLI:NL:RBDHA:2018:9466

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
6 augustus 2018
Zaaknummer
NL18.7650 en NL18.7652
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Jezidi-eisers uit Irak en de beoordeling van hun herkomst door de Immigratie- en Naturalisatiedienst

In deze zaak hebben eisers, die tot de Jezidi bevolkingsgroep behoren en afkomstig zijn uit de regio Sheikhan in Irak, asiel aangevraagd in Nederland. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft hun aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, op basis van taalanalyses die zouden aantonen dat eisers hun herkomst in de regio Zakho-Duhok hebben. Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij zij betogen dat de taalanalyses onjuist zijn en dat zij wel degelijk uit Sheikhan komen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de IND onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de taalanalyses de gestelde herkomst van eisers tegenspreken. De rechtbank verwijst naar het Algemeen Ambtsbericht inzake Irak, waaruit blijkt dat niet alle inwoners van Sheikhan de Arabische taal actief beheersen, wat de conclusie van de taalanalyses ondermijnt. De rechtbank oordeelt dat de bestreden besluiten onzorgvuldig zijn voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, en vernietigt deze besluiten. De rechtbank draagt de IND op om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak en veroordeelt de IND in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.7650 en NL18.7652

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum]
v-nummer [v-nummer] ,
van Iraakse nationaliteit,
eiser,
[eiseres],
geboren op [geboortedatum]
v-nummer [v-nummer] ,
van Iraakse nationaliteit,
eiseres,
mede namens hun minderjarige kind
[kind] ,
geboren op [geboortedatum] ,
v-nummer [v-nummer] ,
van Iraakse nationaliteit,
tezamen eisers
(gemachtigde: mr. M. Demirtas),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.

ProcesverloopBij besluiten van 18 april 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL18.7651 en NL18.7653, plaatsgevonden op 22 mei 2018. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.A.M. de Groot.

Overwegingen

1. Eisers hebben aan hun asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij behoren tot de Jezidi bevolkingsgroep en dat zij afkomstig zijn uit de regio Sheikhan, provincie Ninewa, Irak. Eisers hadden een relatie, waarbij eiseres zwanger is geraakt. Eiser heeft eiseres toen geschaakt, waarna ze in het geheim zijn getrouwd. Eisers stellen thans te vrezen voor de familie van eiseres.
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de gestelde herkomst van eisers niet geloofwaardig is. Eisers hebben weinig gedetailleerde verklaringen afgelegd over hun herkomstgebied. Daarnaast hebben eisers documenten overgelegd waarin verschillende geboorteplaatsen staan vermeld en welke in verschillende gebieden zijn afgegeven. Hierdoor is twijfel ontstaan over de gestelde herkomst. Verweerder heeft daarom taalanalyses laten uitvoeren, waaruit volgens verweerder blijkt dat eisers hun herkomst hebben in de regio Zakho-Duhok, in Noord-Irak. Gelet hierop hecht verweerder geen geloof aan de verklaringen van eisers dat zij in Sheikhan problemen hebben ondervonden. Hij heeft daarom de asielaanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. Eisers zijn het hier niet mee eens en bestrijden de conclusie van de taalanalyses. Eisers hebben een contra-expertise laten uitvoeren, waarin wordt geconcludeerd dat de taal van eisers ter herleiden is tot zowel de provincie Duhok (Noord-Irak) als de regio Mosul (Centraal-Irak) en dat een nadere herleiding niet mogelijk is. Tevens hebben eisers een verklaring gegeven voor de reden dat zij de Arabische taal niet beheersen. Eisers wijzen er verder op dat familieleden van eiser in Nederland een verblijfsvergunning hebben gekregen en dat bij hen wel is uitgegaan van de gestelde herkomst in de regio Sheikhan. Tot slot hebben eisers verschillende documenten overgelegd ter onderbouwing van hun gestelde herkomst.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV8598) vloeit het volgende voort. Indien bij verweerder twijfel is gerezen over de door een vreemdeling gestelde herkomst en als gevolg daarvan over diens gestelde identiteit en nationaliteit, kan hij, door een taalanalyse te laten verrichten, de desbetreffende vreemdeling tegemoetkomen in de op hem ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) rustende last om het door hem gestelde aannemelijk te maken. Wanneer verweerder tot het laten verrichten van een taalanalyse overgaat en deze aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, dient hij zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van te vergewissen dat de taalanalyse – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is.
5. In het rapport taalanalyse van Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (hierna: TOELT) van 5 juli 2017 ten aanzien van eiser staat onder 5 de volgende conclusie:
“Op grond van zijn Koerdische spraak is de vreemdeling eenduidig te herleiden tot het spraakgebied dat delen omvat van zowel Centraal-Irak (regio Mosul) als Noord-Irak (KAR, regio Zakho-Duhok).
Op grond van het feit dat de vreemdeling geen Arabisch spreekt moet worden aangenomen dat hij het overgrote deel van zijn leven heeft doorgebracht in het Noord-Irakese deel van dit spraakgebied, dat wil zeggen in de regio Zakho-Duhok, omdat daar het Arabisch niet gangbaar is als voertaal in het dagelijks leven.”
In het rapport taalanalyse van TOELT van 4 oktober 2017 ten aanzien van eiseres staat onder 5 de volgende conclusie:
“Op grond van haar Kurmanji-Koerdisch is de vreemdelinge eenduidig te herleiden tot het Kurmanji-spraakgebied in Irak, dat delen omvat van zowel Noord-Irak (KAR, regio Zakho-Duhok) als van Centraal-Irak (regio Mosul-Sinjar).
Op grond van haar gebrek aan actieve kennis van Arabisch is het waarschijnlijk dat de vreemdelinge het grootste deel van haar leven, of haar hele leven, heeft doorgebracht in het Noord-Irakese deel van het Kurmanji-spraakgebied (regio Zakho-Duhok), waar Arabisch niet gangbaar is als voertaal in het dagelijks leven, en is het onwaarschijnlijk dat de vreemdelinge, zoals zij beweert, haar hele leven heeft doorgebracht in Sheikhan in Centraal-Irak, waar het Arabisch wel gangbaar is als voertaal in het dagelijks leven.”
6. Eisers bestrijden gemotiveerd, onder verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht inzake Irak van april 2006, dat iedere burger in de regio Sheikhan de Arabische taal actief beheerst. Eisers stellen hiermee, zo begrijpt de rechtbank, dat de inhoud van de taalanalyses onvoldoende inzichtelijk en concludent is en zonder nadere motivering de afwijzingen van hun asielaanvragen niet kan dragen.
6.1.
Op pagina 6 van het Algemeen Ambtsbericht inzake Irak van april 2006 staat:
“Ten zuiden van de gebieden onder bestuur van de Kurdistan Regional Government (KRG) is het Arabisch de algemene voertaal, met uitzondering van de plaatsen en streken waar veel Koerden (bijvoorbeeld Kirkuk) en Turkmenen (bijvoorbeeld Tall Afar) woonachtig zijn. Daar geldt het Koerdisch danwel het Turkmeens vaak als voertaal. Onderwijs wordt buiten de KRG-gebieden overwegend in het Arabisch gegeven. In dit gebied woonachtige niet-Arabieren (zoals Koerden, Turkmenen en Armeniërs) zijn vaak ook, naast de taal van de minderheid waartoe men behoort, in meer of mindere mate het Arabisch machtig.”
6.2.
Een algemeen ambtsbericht dat is opgesteld door de minister van Buitenlandse Zaken, in opdracht van verweerder, geldt als deskundigenbericht. Dat het ambtsbericht dateert uit 2006, maakt niet dat het niet relevant zou zijn. De periode waar het ambtsbericht op ziet, valt immers binnen de periode dat eisers als kinderen gesteld in Sheikhan woonden. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de woorden “overwegend”, “vaak” en “in meer of mindere mate” dat volgens het ambtsbericht niet kan worden uitgesloten dat er bewoners van de regio Sheikhan zijn die het Arabisch niet beheersen. Uit de taalanalyses die verweerder aan de bestreden besluiten ten grondslag legt, blijkt niet op grond van welke informatie de taalanalist concludeert dat het ontbreken van een actieve beheersing van het Arabisch de gestelde herkomst tegenspreekt.
6.3
Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hij, gelet op voornoemde passage uit het ambtsbericht, aan de conclusie van de taalanalyse vasthoudt. Het door verweerder gestelde, dat ook uit de contra-expertise blijkt dat het Arabisch in de regio Sheikhan de voertaal is, is daartoe onvoldoende. Nog daargelaten dat de rechtbank een dergelijke stelling in de contra-expertise niet terugleest, doet dit immers niet af aan de hiervoor vermelde passage uit het ambtsbericht van april 2006. Dat eiser heeft verklaard dat er in de regio Sheikhan ook Arabieren wonen, zoals in het weerwoord wordt benadrukt, maakt niet dat hij heeft erkend dat het Arabisch overal in die regio de voertaal is en iemand zonder actieve beheersing daarvan niet aan het openbare leven zou kunnen deelnemen. Eisers hebben er juist op gewezen dat ze slechts enkele jaren basisonderwijs hebben genoten, dat er tussen Jezidi en Arabieren onderling weinig contact was en dat er in hun directe woonomgeving geen Arabieren wonen.
6.4
Niet in geschil is bovendien dat de ouders, broer en zus van eiser in Nederland verblijven op grond van een verblijfsvergunning asiel. Evenmin is in geschil dat, hoewel er bij de ouders en zus van eiser sprake was van een nareisprocedure, verweerder ten aanzien van al deze familieleden is uitgegaan van de door hen gestelde herkomst uit de regio Sheikhan.
Eisers hebben verder verschillende documenten overgelegd ter onderbouwing van hun gestelde herkomst, waaronder nationaliteitsverklaringen, kopieën van paspoorten, een huwelijksakte getuigenverklaringen en verklaringen van de Iraakse ambassade in Den Haag. Eisers hebben daarbij een verklaring gegeven voor de omstandigheid dat in hun nationaliteitsverklaringen een andere geboorteplaats staat vermeld dan in hun huwelijksakte en hun paspoorten. Verweerder gaat hier ten onrechte aan voorbij met de enkele stelling dat dit niet nader is onderbouwd. Daarbij is van belang dat de huwelijksakte en de nationaliteitsverklaringen door verweerder zijn onderzocht en echt zijn bevonden. Verweerder is bovendien niet ingegaan op die verklaring van eisers inhoudend dat hun huwelijksakte en paspoorten in Duhok zijn afgegeven, omdat het vanwege de veiligheidssituatie niet mogelijk was deze documenten in Mosul aan te vragen.
Ten aanzien van de door eisers overgelegde verklaringen van de Iraakse ambassade tot slot, stelt verweerder zich ten onrechte op het standpunt dat hieruit enkel blijkt dat eisers bij de ambassade zijn geweest en dat daarin niets staat vermeld over hun herkomst. In de verklaring van 25 april 2018 staat immers dat de ambassade “
would like to confirm that [eisers] are from Al Shekhan Nineaveh”. De ambassade doet dus wel degelijk een uitspraak over de herkomst van eisers en bevestigt de hen gestelde herkomst.
6.5
Het betoog van eisers slaagt. Verweerder heeft de taalanalyses niet zonder nadere motivering aan de afwijzing van de asielaanvragen ten grondslag kunnen leggen.
7. Gelet op het voorgaande zijn de bestreden besluiten onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd tot stand gekomen. De bestreden besluiten komen dan ook in aanmerking voor vernietiging wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb.
8. De aanvragen zijn ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf in de zaken te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank gaat daarbij uit van samenhang tussen beide zaken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.H. Evers, griffier.
Deze uitspraak is gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.