ECLI:NL:RBDHA:2018:9483

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2018
Publicatiedatum
6 augustus 2018
Zaaknummer
C/09/483410 / FA RK 15-1326
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • C.J-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot het gezag en de omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2014. Het verzoek om gezamenlijk gezag door de vader is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders, ondanks enige verbetering, nog steeds problematisch is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de beslissing over het gezag aan te houden, omdat de ouders momenteel niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen in het belang van de minderjarige. De rechtbank heeft de ouders eerder naar Cardea verwezen voor begeleiding en heeft in eerdere beschikkingen al omgangsregelingen vastgesteld.

De rechtbank heeft in deze beschikking een nieuwe omgangsregeling vastgesteld, die met een opbouwregeling toewerkt naar een weekendregeling met overnachtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen contra-indicaties zijn voor uitbreiding van de omgangsregeling aan de zijde van de vader, maar dat de emotionele draagkracht van de moeder een punt van zorg is. De rechtbank heeft besloten dat de minderjarige tot 1 december 2018 in een minimumregeling bij de vader zal zijn, met een geleidelijke opbouw naar een meer uitgebreide regeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat de overdrachtsmomenten in de eerste twee maanden na de beschikking begeleid zullen worden door een ouder van de vader.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag afgewezen. De ouders zijn verplicht om samen te werken aan de communicatie en het vertrouwen in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 15-1326
Zaaknummer: C/09/483410
Datum beschikking: 6 augustus 2018

Gezag en omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 20 februari 2015 ingekomen verzoek van:

[Y]

de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A.Ch. Osté te Dongen.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. B. Kuppens te Den Haag (voorheen: mr. F. Dunki Jakobs).

Procedure

Bij beschikking van 28 oktober 2015 van deze rechtbank is een beslissing ter zake van het gezag en een definitieve omgangsregeling c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden en zijn de ouders verwezen naar Cardea voor begeleide omgang tussen [minderjarige] en de vader.
Bij beschikking van 17 oktober 2016 van deze rechtbank zijn de ouders nogmaals naar Cardea verwezen voor het maken en vastleggen van afspraken ten behoeve van de omgang tussen de vader en [minderjarige] , onder begeleiding van één of meer van de vertrouwde personen die door de ouders zijn aangedragen. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgangs- c.q. zorgregeling en het gezag is aangehouden.
Bij beschikking van 24 augustus 2017 van deze rechtbank is een voorlopige omgangs-regeling bepaald tussen de vader en [minderjarige] en is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de raad) verzocht een onderzoek te verrichten en de rechtbank te adviseren over de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader, de wenselijkheid van gezamenlijk gezag en de noodzaak voor het treffen van een kinderbeschermingsmaatregel.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
- de brief van Cardea van 28 augustus 2017;
- het rapport en advies van de raad te Den Haag van 19 juni 2018, kenmerk:
[nr]
Op 24 juli 2018 heeft de gecombineerde behandeling plaatsgevonden van zowel onderhavige zaak als van het verzoek tot ondertoezichtstelling (hierna: OTS) van [minderjarige] (zaaksgegevens: FA RK 18-1289 / C/09/555402). Hierbij zijn verschenen: de ouders, bijgestaan door hun advocaten, mevrouw I. Yasbah namens de raad, en mevrouw M.J. van der Werff namens Jeugdbescherming west, vestiging Leiden.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.
Raadsrapport 19 juni 2018
De raad komt in zijn rapport – samengevat – tot de volgende conclusies.
De raad stelt voorop dat gezamenlijk gezag, indien mogelijk, voor [minderjarige] het meest wenselijk zou zijn. Dit vereist echter een redelijke communicatie tussen de ouders. De ouders zijn daartoe op dit moment niet in staat. De raad vreest dat [minderjarige] klem of verloren zal raken als de ouders nu worden belast met het gezamenlijk gezag. De raad adviseert de beslissing omtrent het gezag gedurende negen maanden aan te houden, in afwachting van een hulpverleningstraject.
De raad acht het wenselijk dat de huidige omgangsregeling op een positieve manier wordt voortgezet en in elk geval niet wordt beperkt. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat de haal- en brengmomenten rustig verlopen. De raad ziet geen contra-indicaties voor onbegeleid contact tussen [minderjarige] en de vader. De raad ziet ook geen contra-indicaties voor een weekendregeling met overnachtingen bij de vader thuis. De raad acht een weekendregeling met overnachtingen ook in het belang van [minderjarige] . Een dergelijke regeling zal de hechting tussen hem en de vader en de familie aan vaderszijde bevorderen.
Wel is duidelijk naar voren gekomen dat de moeder de emotionele draagkracht mist om een weekendregeling met overnachtingen te ondersteunen. Om de emotionele veiligheid van [minderjarige] te waarborgen, acht de rechtbank het noodzakelijk dat de moeder ondersteuning krijgt bij het vergroten van haar emotionele draagkracht. Ook zouden de ouders hulp moeten krijgen bij het vergroten van hun onderlinge vertrouwen en communicatie. Tot daarin verbetering komt, acht de raad het noodzakelijk dat er een neutrale derde komt die beslissingen in het belang van [minderjarige] kan nemen en de ouders kan ondersteunen. De raad heeft daarom het hiervoor genoemde verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend, en adviseert tot het aanhouden van de beslissing over de omgangsregeling.

Gezag

Zoals de rechtbank ter zitting al met partijen heeft besproken, wijst zij het verzoek om gezamenlijk gezag op de volgende gronden af.
Partijen hebben sinds [minderjarige] geboorte verschillende trajecten gevolgd om hun communicatie te verbeteren. Uit het raadsrapport en hetgeen de ouders ter zitting vertelden, blijkt dat de communicatie tussen de ouders wel iets is verbeterd, maar nog altijd stroef verloopt. Zo stroef zelfs dat de raad en de rechtbank vrezen voor [minderjarige] emotionele veiligheid. Hoewel de raad adviseert om de beslissing omtrent het gezag nogmaals negen maanden aan te houden, is de rechtbank van oordeel dat er na ruim drie jaar proberen duidelijkheid over het gezag moet komen.
De ouders hebben zich ter zitting bereid verklaard om onder begeleiding van een gezinsvoogd verder te werken aan hun communicatie en onderlinge vertrouwen, om te zorgen dat [minderjarige] minder emotionele druk rond de omgang ervaart. De rechtbank acht dit voor [minderjarige] inderdaad van groot belang. Gezien de manier waarop de procedure en de hulpverleningstrajecten sinds 2015 zijn verlopen, verwacht de rechtbank echter niet dat de ouders op korte termijn in staat zullen zijn om alle belangrijke beslissingen over [minderjarige] op een goede manier samen te nemen.

Omgang

Zoals ter zitting al met partijen is besproken, zal de rechtbank in deze eindbeschikking een omgangsregeling vaststellen, die met een opbouwregeling toewerkt naar een weekendregeling met om de week ook een overnachting. De rechtbank komt op de volgende gronden tot dit oordeel.
Uit het rapport van de raad en de toelichting die de raad ter zitting heeft gegeven, blijkt dat er aan de zijde van de vader geen enkele contra-indicatie is voor uitbreiding van de omgangsregeling: niet in de persoon van vader, niet in zijn huis of leefomgeving en ook niet in het gedrag van [minderjarige] tijdens of na de omgang. De raad kan niet met zekerheid zeggen waar het moeilijke gedrag vandaan komt dat [minderjarige] na de omgang bij de moeder laat zien. De raad en Jeugdbescherming west gaven ter zitting aan te vermoeden dat het gedrag een teken is dat [minderjarige] emotionele druk rond de omgang ervaart. Het lijkt erop dat hij bang is om te laten merken dat hij zijn vader en moeder allebei lief vindt. Hulpverleners noemen dit een loyaliteitsconflict.
Voor [minderjarige] emotionele ontwikkeling vindt de raad het van belang dat hij bij de vader kan overnachten. Het bevordert de hechting als [minderjarige] meer bij vader kan zijn en meer zorg van hem kan ontvangen. Ook geeft een omgangsregeling met overnachtingen [minderjarige] de kans om een band op te bouwen met zijn familie aan vaderszijde. Ter zitting heeft de raad toegelicht waarom hij in zijn rapport desondanks geen advies geeft over de wenselijkheid van overnachtingen. De raad aarzelt om overnachtingen te adviseren, omdat het de moeder nog niet lukt om [minderjarige] daar emotionele toestemming voor te geven. Door dit gebrek aan emotionele toestemming bestaat het risico dat [minderjarige] klem komt te zitten als toch met overnachtingen wordt begonnen. De raad heeft daarom gevraagd [minderjarige] onder toezicht te stellen en de beslissing over de omgangsregeling aan te houden.
Jeugdbescherming west had hierop ter zitting een andere visie. Mogelijk doorbreekt het de impasse waarin partijen zitten juist als de rechtbank wel een omgangsregeling met overnachtingen vaststelt: dan is voor iedereen duidelijk wat er moet gebeuren. Een voorwaarde is ook volgens Jeugdbescherming west wel dat er een gezinsvoogd wordt benoemd die de ouders en [minderjarige] kan helpen om aan de nieuwe regeling te wennen en waar nodig extra hulpverlening in te schakelen. De raad kon zich voorstellen dat voor deze werkwijze wordt gekozen.
De rechtbank is van oordeel dat er na ruim drie jaar steggelen duidelijkheid moet komen over de omgangsregeling. Er zijn geen contra-indicaties voor uitbreiding van de huidige regeling, anders dan de weerstand aan de zijde van de moeder. Het ligt daarom vooral in de invloedssfeer van de moeder om die contra-indicatie weg te nemen. Zij heeft hiertoe in het belang van [minderjarige] overigens ook al stappen ondernomen door hulpverlening voor zichzelf te zoeken.
Uitbreiding van de omgangsregeling tot een weekendregeling met overnachtingen is zowel volgens de raad als volgens Jeugdbescherming west in [minderjarige] belang, mits die uitbreiding goed wordt begeleid. Nu de rechtbank het verzoek om ondertoezichtstelling op 24 juli 2018 heeft toegewezen, is aan deze voorwaarde voor [minderjarige] veiligheid voldaan.
De rechtbank zal tot 1 december 2018 een minimumregeling bepalen, op basis waarvan Jeugdbescherming west partijen en [minderjarige] stapsgewijs kan begeleiden naar de onbegeleide weekendregeling met om de week een overnachting die per 1 december 2018 zal ingaan.
Als onderdeel van de overgangsregeling zal de rechtbank bepalen dat de overdrachtsmomenten de eerste twee maanden na deze beschikking nog worden begeleid zullen worden door een ouder van de vader. Voor het overige laat de rechtbank het aan Jeugdbescherming west om de opbouwregeling vorm te geven.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag;
bepaalt dat de minderjarige
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats]
bij de vader zal zijn:
tot 1 december 2018 in elk geval:
in de even weken: op zaterdag van 9:30 uur tot 19:00 uur, en
in de oneven weken: op zondag 9:30 uur tot 19:00 uur,
waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt, tot 6 oktober 2018 onder begeleiding van één van zijn ouders,
en waarbij de ouders onder leiding van Jeugdbescherming west stapsgewijs zullen toewerken naar de regeling zoals die vanaf 1 december 2018 zal gelden;
vanaf 1 december 2018:
in de even weken: op zaterdag van 9:30 uur tot 19:00 uur, en
in de oneven weken: van zaterdag 9:30 uur tot zondag 18:30 uur,
waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt,
en verklaart deze omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J-A. Seinen, kinderrechter, bijgestaan door
mr. P.W.M. Jans als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2018.