Uitspraak
Gezag en omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Beschikking op het op 20 februari 2015 ingekomen verzoek van:
[Y]
[X] ,
Procedure
[nr]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot het gezag en de omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2014. Het verzoek om gezamenlijk gezag door de vader is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders, ondanks enige verbetering, nog steeds problematisch is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de beslissing over het gezag aan te houden, omdat de ouders momenteel niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen in het belang van de minderjarige. De rechtbank heeft de ouders eerder naar Cardea verwezen voor begeleiding en heeft in eerdere beschikkingen al omgangsregelingen vastgesteld.
De rechtbank heeft in deze beschikking een nieuwe omgangsregeling vastgesteld, die met een opbouwregeling toewerkt naar een weekendregeling met overnachtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen contra-indicaties zijn voor uitbreiding van de omgangsregeling aan de zijde van de vader, maar dat de emotionele draagkracht van de moeder een punt van zorg is. De rechtbank heeft besloten dat de minderjarige tot 1 december 2018 in een minimumregeling bij de vader zal zijn, met een geleidelijke opbouw naar een meer uitgebreide regeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat de overdrachtsmomenten in de eerste twee maanden na de beschikking begeleid zullen worden door een ouder van de vader.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag afgewezen. De ouders zijn verplicht om samen te werken aan de communicatie en het vertrouwen in het belang van de minderjarige.