ECLI:NL:RBDHA:2018:9542
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, een asielzoeker, had op 28 juni 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië volgens de Dublin-verordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker.
Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 26 juli 2018, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. Verweerder was afwezig, maar had een verweerschrift ingediend. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL18.12185) die verband houdt met het beroep van verzoeker, was het verzoek om voorlopige voorziening niet meer mogelijk.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, in aanwezigheid van de griffier mr. M.Ch. Grazell. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.