ECLI:NL:RBDHA:2018:970
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Vervallenverklaring tenaamstelling kentekenbewijs door RDW na identiteitsonderzoek voertuig
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de directie van de RDW. De RDW had op 31 oktober 2016 de tenaamstelling van het voertuig met kenteken [kentekennummer] vervallen verklaard, omdat het voertuig niet kon worden geïdentificeerd. Eiseres had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de RDW. Tijdens de zitting op 30 november 2017 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de RDW zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de RDW op 13 oktober 2016 een onderzoek heeft ingesteld naar de identiteit van het voertuig. De technisch medewerker constateerde dat het voertuig een handmatig aangebracht VIN had, dat de carrosserie van bouwjaar 1994 was en de motor uit 1998. Hierdoor was het voertuig niet te identificeren. De rechtbank overweegt dat de RDW terecht de tenaamstelling heeft vervallen verklaard, omdat de identificatie van het voertuig niet mogelijk was. De rechtbank wijst erop dat de eerdere goedkeuringen van het voertuig niet afdoen aan de bevindingen van de RDW.
De rechtbank concludeert dat de RDW op basis van de wetgeving, met name artikel 5, vierde lid, van de Regeling voertuigen, bevoegd was om de tenaamstelling te vervallen te verklaren. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 januari 2018.