In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 mei 2018, is de aanvraag van een Somaliër voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er in Somalië, en specifiek in Mogadishu, geen uitzonderlijke situatie bestaat die bescherming onder artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000 rechtvaardigt. De eiser, die zich had beroepen op bedreigingen door Al Shabaab, werd niet geloofwaardig geacht. De rechtbank concludeert dat de veiligheidssituatie in Mogadishu niet zodanig is dat er een reëel risico bestaat voor de eiser bij terugkeer. De rechtbank wijst ook het verzoek van de eiser om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie af, omdat deze vragen hypothetisch van aard zijn. De rechtbank stelt verder vast dat de identiteit van de eiser ongeloofwaardig is, omdat hij in Nederland een andere naam en geboortedatum heeft opgegeven dan bij de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de aanvraag af.