ECLI:NL:RBDHA:2019:10197

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
C/09/576137 / FA RK 19-4860
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.Th.W. van Ravenstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en voorlopige voogdij in een crossborder mediation context

Op 9 juli 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende internationale kinderontvoering en voorlopige voogdij. De vader, wonende in Spanje, had verzocht om de onmiddellijke terugkeer van zijn minderjarige kind, geboren in Finland, naar zijn woonadres. De moeder, die in Nederland woont, was niet aanwezig tijdens de zitting. De rechtbank heeft kennisgenomen van de zorgen van de vader over de huidige situatie van het kind, dat na een kort verblijf bij de moeder niet is teruggekeerd naar Spanje. De vader heeft geen informatie over de verblijfplaats van het kind en vreest dat de moeder het kind zal onttrekken aan de teruggeleiding.

Tijdens de regiezitting is de voorlopige voogdij uitgesproken en is de Stichting Jeugdbescherming, regio [woonplaats X], belast met de voorlopige voogdij over het kind. De rechtbank heeft de jeugdbeschermer opgedragen om contact te zoeken met de moeder en het kind, en hen te informeren over de mogelijkheid van crossborder mediation. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is om snel zicht te krijgen op de situatie van het kind, en dat de moeder zich moet laten bijstaan door een gespecialiseerde advocaat.

De rechtbank heeft de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en verdere beslissingen aangehouden. De uitspraak is gedaan door mr. J.Th.W. van Ravenstein, rechter en kinderrechter, bijgestaan door mr. M. Verkerk als griffier.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-4860
Zaaknummer: C/09/576137
Datum uitspraak: 9 juli 2019

Internationale kinderontvoering – voorlopige voogdij

Beschikking op het op 27 juni 2019 ingekomen verzoek van:

[Y]

de vader,
wonende te [woonplaats Y] , Spanje,
advocaat: mr. A.H. van Haga te ‘s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X]

de moeder,
wonende te [woonplaats X] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift.
Op 9 juli 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, dhr. [naam tolk] , alsmede mw. [medew. RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. J.Th.W. van Ravenstein. De behandeling ter zitting is aangehouden.

Feiten

- De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , Finland.
- De vader, de moeder en [minderjarige] hebben de Finse nationaliteit.
- De ouders hebben op 10 november 2018 – met wijziging van de overeenkomst van
8 mei 2013 – afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . In deze overeenkomst is onder meer afgesproken:
( a) Child’s custody
The parents have joint custody of their child.
( b) Child’s place of residence
Child will live in [Y] residence.
( c) Visiting rights
Child’s father has the right to move with the child to [woonplaats Y] , Spain, or any countries in case of need. The mother gives her authorization for this until the child turns 18 years old.
o Child has the right of mother’s visit every odd week from Friday until Sunday afternoon and mother will be in charge of organizing and take care of the expenses of the transportation from father’s residence place to mother’s residence place.
o Moreover, the child has the right to meet his mother during school easter holidays in odd numbered years, during four weeks in summer holidays and in Christmas holidays in odd numbered years, from 23.12 until 30.12 and in New Years in odd numbered years, from 31.12 until 7.12.
o [Y] has the right to travel abroad with the child at his convenience, taking into account this agreement. Nevertheless, the trips abroad has to be inform in advance to [X] .
- De afspraken die de ouders op 10 november 2018 hebben gemaakt zijn op
18 december 2018 bevestigd door Social Services and Health Care Committee te [plaatsnaam in Finland] .
- De vader heeft zich op 3 februari 2019 gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA). De zaak is bij de CA geregistreerd onder IKO nr. [nr.] .
- De First Instance Court no. 14 in [woonplaats Y] heeft op 20 mei 2019 een ‘declaration of wrongful international removal and retention of the child [minderjarige] ’ afgegeven.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt – uitvoerbaar bij voorraad – :
de onmiddellijke terugkeer te bevelen van [minderjarige] , primair naar het woonadres van
de vader, te weten [adres Y] in [woonplaats Y] (Spanje), subsidiair naar de stad [woonplaats Y] , althans meer subsidiair naar Spanje, en daarbij te bepalen dat de onmiddellijke teruggeleiding uiterlijk op 1 augustus 2019, dan wel op een datum en wijze als de rechtbank juist acht, dient te geschieden, waarbij de moeder [minderjarige] dient terug te brengen naar het adres van de vader voornoemd, althans [woonplaats Y] , althans Spanje en indien de moeder nalaat om [minderjarige] binnen de door de rechtbank te stellen termijn terug te laten keren, te bevelen dat de moeder [minderjarige] op voornoemde datum dient te overhandigen aan de vader, waarbij de rechtbank dient te bepalen dat de moeder tevens de geldige reisdocumenten of het geldig reisdocument van [minderjarige] aan de vader dient te vertrekken teneinde terugkeer naar Spanje mogelijk te maken;
te bepalen dat de voorlopige voogdij wordt uitgesproken over [minderjarige] , waarbij de
rechtbank de instantie aanwijst die belast wordt met de voorlopige voogdij, onder de bepaling dat de voorlopige voogdij eindigt op het moment van afgifte van [minderjarige] aan de vader, dan wel de teruggeleiding van [minderjarige] naar Spanje;
te bepalen dat de moeder wordt veroordeeld in de reële proceskosten opkomende
zijdens de vader, alsmede in de kosten verband houdende met het verzoek tot teruggeleiding van [minderjarige] door de vader naar Spanje.
De moeder heeft nog geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vader.

Beoordeling

De vader verzoekt op grond van artikel 13 lid 4 van de Uitvoeringswet om een instantie aan te wijzen die wordt belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] . De vader heeft ter onderbouwing van zijn verzoek het volgende aangevoerd. [minderjarige] is na een gepland kort verblijf bij zijn moeder in Nederland van 8 tot 12 januari 2019 niet teruggekeerd naar [woonplaats Y] . De vader heeft geen weet van de precieze verblijfplaats van [minderjarige] , anders dan dat dit in [woonplaats X] zou zijn. De moeder geeft, ondanks herhaald verzoek daartoe, geen verdere informatie en [minderjarige] mag ook niet aan zijn vader vertellen waar hij woont. De vader maakt zich zorgen over [minderjarige] omdat hij niet weet waar [minderjarige] woont, of hij naar school gaat in Nederland en hoe het verder met hem gaat. De vader heeft tijdens de zitting verteld dat hij het idee heeft dat [minderjarige] op dit moment geen routine heeft in zijn dagelijkse leven; hij is veel aan het gamen en lijkt – zo leidt de vader af uit de tijdstippen die in WhatsApp staan vermeld bij ‘laatst gezien vandaag om…’ – regelmatig ’s nachts nog laat wakker te zijn en ’s middags pas laat op te staan. Hiernaast vindt de vader dat [minderjarige] in telefoongesprekken somber overkomt. De vader acht het bovendien een reëel risico en hij heeft gegronde vrees dat de moeder – indien de teruggeleiding naar Spanje wordt toegewezen – met [minderjarige] onderduikt of naar een adres buiten Nederland vertrekt.
De Raad heeft tijdens de regiezitting aangegeven het verzoek van de vader te ondersteunen, nu de Raad zich – omdat er op dit moment geen zicht is op [minderjarige] – ook zorgen maakt over (de ontwikkeling van) [minderjarige] . Hiernaast vindt de Raad het belangrijk dat de moeder in persoon, proactief, op de hoogte wordt gebracht van de mogelijkheid om binnen deze procedure een traject van crossborder mediation te volgen. Dit zou voor een jeugdbeschermer binnen de voorlopige voogdij te realiseren moeten zijn.
De rechtbank zal – zoals tijdens de regiezitting al mondeling uitgesproken – het verzoek van de vader om een instantie te belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige] toewijzen, omdat de rechtbank de zorgen deelt die door de vader en de Raad zijn geuit. Hiernaast vindt de rechtbank het niet in het belang van [minderjarige] dat hij zijn vader, die voorheen een grote rol speelde in zijn leven, al zes maanden niet heeft gezien. Naar het oordeel van de rechtbank is het belangrijk dat er snel zicht komt op hoe het met [minderjarige] gaat. Nu de moeder bovendien niet aanwezig was tijdens de regiezitting en het erop lijkt dat [minderjarige] niet ingeschreven staat in de BRP in Nederland, acht de rechtbank het risico reëel dat de moeder [minderjarige] zal onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een eventuele teruggeleiding. Gelet op dit alles zal de rechtbank de Stichting Jeugdbescherming, regio [woonplaats X] , belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige] tot het moment waarop een (eventuele) beslissing tot teruggeleiding ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank vindt het in dit geval belangrijk dat de jeugdbeschermer eerst – in overleg met de Raad – contact zoekt met de moeder (en [minderjarige] ) en met de moeder het volgende bespreekt: a) dat de ouders de mogelijkheid hebben samen een crossborder mediation traject gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering te volgen, b) wat de mogelijkheden zijn om voor de duur van de teruggeleidingsprocedure contact tussen [minderjarige] en zijn vader te regelen, c) dat de moeder zich tot een gespecialiseerde advocaat zal moeten wenden. De rechtbank verwacht op korte termijn hierover een terugkoppeling van de jeugdbeschermer en de Raad, zodat de rechtbank kan bezien hoe het verdere verloop van de procedure zal moeten zijn.

Beslissing

De rechtbank:
*
belast Stichting Jeugdbescherming, regio [woonplaats X] , met de voorlopige voogdij over [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , Finland;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.Th.W. van Ravenstein, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M. Verkerk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
9 juli 2019.