ECLI:NL:RBDHA:2019:10208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
C/09/578452 / JE RK 19-1995
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging voor de uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het verzoek was ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, naar aanleiding van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, die geboren is in 2004. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die feitelijk verblijft in een gesloten accommodatie, grote stappen heeft gemaakt in haar persoonlijke ontwikkeling, maar dat verdere begeleiding noodzakelijk is om een veilige thuisplaatsing bij de vader te realiseren.

De kinderrechter heeft op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting geoordeeld dat de opneming en het verblijf in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn. De vader heeft ingestemd met het verzoek, terwijl de moeder niet is verschenen. De kinderrechter heeft de duur van de machtiging vastgesteld op drie maanden, van 1 september 2019 tot 1 december 2019, om het risico op terugval in oud probleemgedrag te beperken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/578452 / JE RK 19-1995
Datum uitspraak: 30 augustus 2019

Beschikking van de kinderrechter

Nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

in de zaak naar aanleiding van het op 8 augustus 2019 ingekomen verzoekschrift van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. D.G.M. van den Hoogen te Leiden.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te ’ [woonplaats]

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de instemmingsverklaring d.d. 24 augustus 2019 van een gedragswetenschapper als
bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort
tevoren heeft onderzocht.
Op 30 augustus 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- dhr. [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- [minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat.
[minderjarige] is op 30 augustus 2019 ook in raadkamer gehoord.
De moeder is opgeroepen, maar niet verschenen.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp van Horizon te Harreveld.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 28 februari 2019 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 3 maart 2019 tot 3 maart 2020 en een machtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 31 maart 2019 tot 1 september 2019.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van drie maanden.
De vader heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.
[minderjarige] heeft verweer gevoerd tegen de verzochte duur, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De kinderrechter stelt vast dat de moeder niet bereid is zich te doen horen, zodat het horen van deze persoon op grond van artikel 6.1.10, eerste lid onder a, Jeugdwet achterwege kan blijven.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat [minderjarige] de afgelopen maanden grote stappen heeft gemaakt in haar persoonlijke ontwikkeling. [minderjarige] zit nu in de laatste fase van de geslotenheid en voortzetting van de gesloten plaatsing is nog nodig om een verantwoorde, veilige thuisplaatsing bij de vader (waar haar perspectief ligt) te bewerkstelligen. Daarvoor dienen nog enkele stappen te worden gezet. De komende drie maanden zal [minderjarige] haar huidige therapie afronden, waarna zij vanuit de thuissituatie EMDR zal volgen. Daarnaast zal het verlof bij de vader worden uitgebreid in frequentie en duur, naar de regio Den Haag en onbegeleid. Voorts dient er nog een passende school in de regio Den Haag voor [minderjarige] te worden gevonden.
Hoewel het door de inzet van [minderjarige] (en de vader) nu echt goed gaat met [minderjarige] en zij daarom een machtiging voor de periode van vier tot zes weken heeft bepleit, is de kinderrechter van oordeel dat de verzochte periode van drie maanden beter is. Voorzichtigheid is gelet op de persoonlijke problematiek van [minderjarige] belangrijk, om het risico op een terugval in haar oude probleemgedrag (en het teniet doen van recente positieve ontwikkelingen) te beperken.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet, van 1 september 2019 tot 1 december 2019.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2019 door mr. C.F. Mewe, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Westerhof als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 september 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.