ECLI:NL:RBDHA:2019:10209
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2006. Het verzoek was ingediend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die te maken had met hechtingsproblematiek en gedragsproblemen. De minderjarige verbleef op vrijwillige basis bij pleegouders en soms bij de moeder. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en kennisgenomen van diverse stukken, waaronder een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper en verklaringen van de moeder en pleegouders.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige behoefte heeft aan structuur, toezicht en externe sturing, en dat de huidige situatie met wisselende verblijfplaatsen problematisch is. De minderjarige heeft ingestemd met het verzoek voor gesloten jeugdhulp, maar de moeder en pleegouders hebben verweer gevoerd en aangegeven niet voldoende voorgelicht te zijn over de risico's van een gesloten plaatsing. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de juridische voorwaarden van de Jeugdwet in acht genomen en geconcludeerd dat, aangezien de moeder niet instemde met het verzoek, de afwijzing van de machtiging noodzakelijk was.
De kinderrechter heeft het verzoek om voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp afgewezen, met de overweging dat de instemming van de gezaghebbende ouder vereist is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.