ECLI:NL:RBDHA:2019:10210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
C/09/572499 / JE RK 19-971
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 30 augustus 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, te weten [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. Deze machtiging was eerder verleend op 28 mei 2019 en gold voor de periode van 4 juni 2019 tot 4 september 2019. De kinderrechter heeft de machtiging verlengd tot 4 december 2019, in het belang van de minderjarigen, die momenteel bij hun grootmoeder aan moederszijde verblijven. De kinderrechter oordeelde dat de zorgen over verwaarlozing en mishandeling in de thuissituatie bij de moeder nog steeds aanwezig zijn en dat er onvoldoende stappen zijn gezet richting een veilige thuisplaatsing.

De kinderrechter heeft in de beoordeling van het verzoek tot verlenging van de machtiging rekening gehouden met de ernst van de situatie, waaronder een strafrechtelijk onderzoek naar kindermishandeling en verwaarlozing door de moeder. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging, waarbij zij aanvoerde dat het verzoek te lang op zich laat wachten en dat er onvoldoende grond is voor de voortzetting van de uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de veiligheid van de minderjarigen nog niet gegarandeerd kan worden en dat er meer informatie van de gecertificeerde instelling vereist is voor een eventuele terugplaatsing.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft benadrukt dat er bij een verlengingsverzoek meer concrete informatie van de gecertificeerde instelling verlangd wordt, om de belangen van de minderjarigen te waarborgen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/572499 / JE RK 19-971
Datum uitspraak: 30 augustus 2019

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 23 april 2019 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2012 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 3]geboren op [geboortedag 3] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ;
- [minderjarige 4]geboren op [geboortedag 4] 2015 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 4] ;
tezamen te noemen: de minderjarigen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1]
advocaat: mr. Z. Benguedda te ’s-Gravenhage.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[belanghebbende] ,

hierna te noemen: de grootmoeder moederszijde,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 28 mei 2019 van de kinderrechter in deze rechtbank is de machtiging verlengd om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij grootmoeder moederszijde, van 4 juni 2019 tot 4 september 2019.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- voornoemde beschikking d.d. 28 mei 2019;
- de brief d.d. 14 augustus 2019 van de zijde van de gecertificeerde instelling.
Op 30 augustus 2019 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- dhr. [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- mr. Z. Benguedda, namens de moeder.
De moeder en de grootmoeder moederszijde zijn opgeroepen, maar niet verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootmoeder aan moederszijde, voor de duur van de ondertoezichtstelling. Dit betreft een aangehouden verzoek en wordt gehandhaafd, omdat nog een aantal stappen moeten worden gezet voor een eventuele thuisplaatsing.
Het is ten eerste noodzakelijk om Voorkomen Uithuisplaatsing (VUHP) in te zetten, maar dit is nog niet gestart in verband met een lange wachtlijst. Naar verwachting start het binnen enkele weken. Er komt dan meer zicht op de veiligheid in de thuissituatie op de langere termijn. De veiligheid is nu onvoldoende gegarandeerd. Daarnaast loopt het strafrechtelijk onderzoek naar kindermishandeling en verwaarlozing door de moeder, waarbij de oudste twee vanuit de woonsituatie bij de grootmoeder moederszijde worden onderzocht door een klinisch psycholoog. De officier van justitie heeft aangegeven dat hun leefomstandigheden gedurende het onderzoek niet moeten veranderen. In het strafrechtelijk onderzoek moeten voorts de oude school en de grootmoeder moederszijde voorts nog worden gesproken. De gecertificeerde instelling wacht de uitslag van het strafrechtelijk onderzoek en de dagvaarding af voor een eventuele thuisplaatsing.
Namens de moeder is verweer gevoerd en afwijzing van het verzoek bepleit. Daartoe is het volgende aangevoerd. Het oorspronkelijke verzoek is van bijna een jaar geleden en het heeft inmiddels te lang geduurd. Daarbij is een beroep gedaan op artikel 8 EVRM (het recht op “family life”). Een uithuisplaatsing is in eerste instantie gericht op een thuisplaatsing. Het betreft een zware maatregel, waarbij verwacht mag worden dat er adequaat wordt gehandeld. De stand van zaken op dit moment is echter hetzelfde als drie maanden geleden. Als het strafrechtelijk onderzoek echt zo dringend was, dan was het wel voortvarender opgepakt door het Openbaar Ministerie. Dit onderzoek kan nog lang duren en dan moet er bovendien volgens het huidige plan nog aan thuisplaatsing worden gewerkt. Er moet door de gecertificeerde instelling niet langer worden afgewacht. Door de gecertificeerde instelling is voorts niet gemotiveerd aangegeven waarom er niet aan de slag kan worden gegaan vanuit de thuissituatie bij de moeder, waarvoor de moeder pleit. De moeder is met de grootouders en de vier minderjarigen op vakantie geweest en dat is hartstikke goed verlopen. Ook hebben de minderjarigen aangegeven graag naar huis te willen.
Er is op dit moment onvoldoende grond om de uithuisplaatsing langer voort te laten duren.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de minderjarigen nu bijna een jaar bij de grootouders moederszijde wonen, vanwege ernstige zorgen over verwaarlozing, mishandeling van de minderjarigen en een vermoeden van seksueel misbruik van [minderjarige 3] in de thuissituatie bij de moeder en haar partner. Er zijn sindsdien al veel stappen in de goede richting gezet, maar nog onvoldoende voor een thuisplaatsing. De kinderrechter acht dat op dit moment nog niet verantwoord. Het is van belang voor het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarigen dat zij zich in een voldoende veilige, stabiele en voorspelbare opvoedsituatie bevinden. Er bestaat nu nog te veel onduidelijkheid over de opvoedsituatie bij de moeder, omdat bijvoorbeeld VUHP nog niet is gestart. De zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder zijn daardoor nog onvoldoende weggenomen. Een thuisplaatsing moet bovendien gefaseerd verlopen. Daarin zijn op dit moment nog geen stappen gezet. Voortzetting van de huidige maatregel is daarom passend en geboden.
De kinderrechter overweegt wel dat bij een verlengingsverzoek meer en concretere informatie van de zijde van de gecertificeerde instelling wordt verlangd. Het bijvoegen van een duidelijk plan van aanpak voor een terugplaatsing bij de moeder (wat in beginsel het uitgangspunt bij een uithuisplaatsing is) en het verloop daarvan, een verslag van VUHP en andere hulpverlening, een beschrijving van de ontwikkeling van de minderjarigen, alsmede concretere informatie van het openbaar ministerie over de huidige stand van het strafrechtelijk onderzoek en het eventuele vervolg, is daarbij aangewezen. De kinderrechter merkt daartoe nog op dat in het oog moet worden gehouden dat het afwachten van de afronding van dit onderzoek en het eventuele vervolg daarop mogelijk te lang kan duren, gelet op de belangen van de minderjarigen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootmoeder aan moederszijde van 4 september 2019 tot
4 december 2019, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2019 door mr. C.F. Mewe, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Westerhof als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 september 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.