ECLI:NL:RBDHA:2019:10210
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming
Op 30 augustus 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, te weten [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. Deze machtiging was eerder verleend op 28 mei 2019 en gold voor de periode van 4 juni 2019 tot 4 september 2019. De kinderrechter heeft de machtiging verlengd tot 4 december 2019, in het belang van de minderjarigen, die momenteel bij hun grootmoeder aan moederszijde verblijven. De kinderrechter oordeelde dat de zorgen over verwaarlozing en mishandeling in de thuissituatie bij de moeder nog steeds aanwezig zijn en dat er onvoldoende stappen zijn gezet richting een veilige thuisplaatsing.
De kinderrechter heeft in de beoordeling van het verzoek tot verlenging van de machtiging rekening gehouden met de ernst van de situatie, waaronder een strafrechtelijk onderzoek naar kindermishandeling en verwaarlozing door de moeder. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging, waarbij zij aanvoerde dat het verzoek te lang op zich laat wachten en dat er onvoldoende grond is voor de voortzetting van de uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de veiligheid van de minderjarigen nog niet gegarandeerd kan worden en dat er meer informatie van de gecertificeerde instelling vereist is voor een eventuele terugplaatsing.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft benadrukt dat er bij een verlengingsverzoek meer concrete informatie van de gecertificeerde instelling verlangd wordt, om de belangen van de minderjarigen te waarborgen.