ECLI:NL:RBDHA:2019:10316
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot gedeeltelijke toewijzing en gedeeltelijke afwijzing van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur
Op 2 oktober 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek, en verweerder. De zaak betreft een verzoek van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, dat op 5 juni 2018 door verweerder gedeeltelijk is toegewezen en gedeeltelijk is afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is op 23 november 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. De rechtbank heeft op 27 juni 2019 de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. Na de zitting is het onderzoek gesloten en heeft eiser een wrakingsverzoek ingediend, dat niet-ontvankelijk is verklaard.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn is overschreden. Eiser heeft aangevoerd dat er geen sprake is van termijnoverschrijding, omdat het beroep is ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een rechtsgeldige beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de brief van 23 november 2018 wel degelijk een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, en dat het beroep van eiser buiten de wettelijke termijn is ingediend. De rechtbank heeft geen grond gevonden voor een verschoonbare termijnoverschrijding en heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft verder opgemerkt dat, zelfs als het beroep als een 'beroep niet tijdig beslissen' zou zijn aangemerkt, dit niet tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of er sprake was van niet tijdig beslissen, maar heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2019, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.