ECLI:NL:RBDHA:2019:10394
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- G. van Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met interstatelijk vertrouwensbeginsel
Op 10 september 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op dezelfde dag is de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Italië niet in staat is om zijn asielaanvraag inhoudelijk te behandelen volgens het Europese recht. De rechtbank heeft verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Italië nog steeds aan dit beginsel kan voldoen.
Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eiser, waaronder medische klachten, niet geaccepteerd als reden om niet aan Italië te worden overgedragen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter G. van Zeben - de Vries, in aanwezigheid van griffier R. Kroes.