Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.E.I.K. Jaminon,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J. Perenboom.
1.Procedure
- de dagvaarding van 4 december 2017;
- de conclusie van antwoord;
- de in het geding gebrachte producties.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en de Staat der Nederlanden. [Eiseres] vorderde schadevergoeding van de Staat wegens onrechtmatige daad, omdat er beslag was gelegd op haar woning en huurpenningen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen een derde, [Z]. De zaak begon met de aankoop van een woning door [eiseres] in 2005, die later werd verhuurd aan [X]. In 2011 werd er beslag gelegd op de woning en de huurinkomsten van [eiseres] in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek tegen [Z]. [Eiseres] stelde dat het beslag onrechtmatig was en dat zij hierdoor schade had geleden, omdat [X] de huur had opgezegd en zij haar hypotheeklasten niet meer kon betalen. De Staat voerde verweer en stelde dat het beslag rechtmatig was gelegd en dat [eiseres] zelf bijdroeg aan de situatie door haar verklaring af te leggen. De kantonrechter oordeelde dat het beslag rechtmatig was en dat de schade voor rekening van [eiseres] moest blijven, omdat zij onvoldoende had doorgevraagd over de financiële situatie rondom de aankoop van de woning. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.