ECLI:NL:RBDHA:2019:10637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
AWB 19/2943
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken gronden na herstelmogelijkheid

In deze zaak heeft eiser, met V-nummer [V-nummer], beroep ingesteld tegen een besluit van het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoeker (COA) van 5 april 2019. De rechtbank Den Haag heeft op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen gronden heeft ingediend na een herstelmogelijkheid die hem was geboden. Eiser heeft op een verzoek van de rechtbank om de gronden van zijn beroep aan te vullen niet gereageerd. Bovendien is uit informatie van verweerder gebleken dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken vanuit de centrale opvang en zich niet opnieuw heeft gemeld bij verweerder. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiser kennelijk geen inhoudelijke beoordeling van het besluit wenst. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, en heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/2943

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2019 in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer [V-nummer] , eiser,

en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoeker (COA), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen de beslissing van verweerder van 5 april 2019 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. De rechtbank heeft eiser bij brief van 18 april 2019 verzocht om de gronden van zijn beroep aan te vullen. Eiser heeft hier niet op gereageerd. Uit informatie van verweerder van 25 juni 2019, ontvangen bij de rechtbank op 26 juni 2019, is gebleken dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken vanuit de centrale opvang. Niet is gebleken dat eiser zich na die tijd opnieuw gemeld heeft bij verweerder. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser blijkbaar geen inhoudelijke beoordeling van het besluit wenst.
4. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
J.A.M. Thomassen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.