ECLI:NL:RBDHA:2019:10826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5801
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor het vellen van een esdoorn in Den Haag

In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag is verleend voor het kappen van een gewone esdoorn in de achtertuin van een perceel in Den Haag. De vergunning werd verleend op 21 augustus 2019, na een eerdere weigering op 12 juni 2019. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening zijn dat de kap van de boom schadelijk is voor het ecosysteem en de leefbaarheid in de omgeving. De voorzieningenrechter heeft op 3 oktober 2019 een zitting gehouden, waarbij verzoekers en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. Tijdens de zitting is het belang van de boom en de gevolgen van de kap besproken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de esdoorn belevings- en gebruikswaarden heeft, maar dat de vergunning voor de bouw van een stadswoning op hetzelfde perceel ook een belangrijk aspect is in de belangenafweging. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de gemeente in redelijkheid meer gewicht heeft mogen toekennen aan het belang van de aanvrager om de boom te kappen, mede gezien de slechte toekomstverwachting van de boom. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/5801
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 oktober 2019 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , beiden te [woonplaats] , verzoekers,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.

(gemachtigde: mr. B. Kaptein-van Beest).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[B.V.], te [bedrijfsplaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. D. Korsse).

Procesverloop

Bij besluit van 21 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder belanghebbende een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van één gewone esdoorn in de achtertuin van het perceel [perceel] ongenummerd naast nummer [perceelnummer] te [plaats] .
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2019. Verzoekers zijn verschenen, vergezeld van [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en K.J. Hoogenboom. Namens belanghebbende heeft mr. Korsse het woord gevoerd.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Op 14 januari 2019 is namens belanghebbende een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het kappen van één gewone esdoorn in de achtertuin van het perceel [perceel] ongenummerd naast nummer [perceelnummer] te Den Haag. Op 7 maart 2019 heeft Hoveniersbedrijf S. Collabo een “VTA boom inspectierapport” uitgebracht, waarna verweerder bij besluit van 12 juni 2019 de gevraagde vergunning heeft geweigerd.
2.2
Op 12 juli 2019 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning met uitbouw en berging op het perceel. Vervolgens is op
15 juli 2019 namens belanghebbende opnieuw een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het kappen van de esdoorn. Op 12 augustus 2019 is het advies van de groenbeheerder van de gemeente ontvangen.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. In het primaire besluit heeft verweerder overwogen dat de groenbeheerder heeft geadviseerd de boom te kappen en een herplantplicht op te leggen van één boom van minimaal de tweede grootte. Daarnaast is overwogen dat het belang van de aanvrager om de boom te kappen en een stadswoning te bouwen zwaarder weegt dan de waarden die de boom vertegenwoordigt. Op basis van de beoordeling van de aanvraag en het ingewonnen advies bestaat er geen bezwaar tegen verlening van de omgevingsvergunning voor het kappen van de boom, aldus verweerder.
Tevens is als voorschrift aan deze vergunning verbonden dat één boom van een door de aanvrager te bepalen boomsoort met een minimale stamomtrek van 18 tot 20 cm moet worden herplant.
4. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat hij voornemens is om in november 2019 de esdoorn te vellen. Er is thans dan ook voldoende spoedeisend belang aanwezig.
5. De voorzieningenrechter heeft op 3 oktober 2019 na de sluiting van het onderzoek ter zitting een nader stuk van verzoekers ontvangen, zijnde een technische beoordeling van de in geding zijnde esdoorn uitgevoerd door de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor ’s-Gravenhage en omstreken, gedateerd 29 september 2019. Vanwege het late tijdstip van indiening heeft de voorzieningenrechter besloten dat dit stuk niet bij de beoordeling wordt meegenomen.
6. Verzoekers voeren aan dat in het advies van de groenbeheerder thans op basis van dezelfde inhoudelijke argumenten tot een andere conclusie wordt gekomen dan in het eerdere advies van de groenbeheerder op grond waarvan de aanvraag in juni 2019 is geweigerd. Het feit dat inmiddels een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van een woning staat daar volgens verzoekers los van. Zo zijn de belevings- en gebruikswaarde van de boom onverkort van belang. De herplant van een boom compenseert deze waarden naar de mening van verzoekers niet. Verzoekers zijn het er niet mee eens dat het belang van de aanvrager om een boom te kappen en een stadswoning te bouwen zwaarder weegt dan de waarden die de boom vertegenwoordigt. Door de kap van de esdoorn wordt schade toegebracht aan het ecosysteem, doordat de habitat van (beschermde) diersoorten wordt aangetast. Verzoekers benadrukken het belang van de omwonenden op het gebied van leefbaarheid en volksgezondheid, Het kappen van deze boom leidt tot een toename van hittestress in de zomer en het verdwijnen van de huidige ontmoetingsplaats voor omwonenden.
7.1
Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod om een project uit te voeren zonder omgevingsvergunning, voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat.
Ingevolge artikel 2.18 van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
7.2
Ingevolge artikel 2:87, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Den Haag (APV) is het verboden een houtopstand zonder vergunning of, indien de houtopstand is vermeld op de lijst van monumentale bomen zonder ontheffing, van het bevoegd gezag te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 2:88, eerste lid, van de APV, kan het bevoegd gezag de vergunning of ontheffing, als bedoeld in artikel 2:87, eerste lid, weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van:
- natuur-, educatieve en milieuwaarden;
- belevings- en gebruikswaarden.
8.1
Uit artikel 2:88, eerste lid, van de APV volgt dat verweerder een vergunning alleen mag weigeren, als een of meer van de daar genoemde weigeringsgronden zich voordoen. Bij die beslissing moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden die voor en tegen het vellen van de houtopstand pleiten. Verweerder moet in dit verband een belangenafweging verrichten waarin het belang van het vellen van de houtopstand, bezien in het licht van de toekomstige ontwikkelingen op het perceel, wordt afgewogen tegen het behoud van de waarden van de boom. De beslissing om wel of geen vergunning te verlenen is een discretionaire bevoegdheid van verweerder. De rechter dient deze beslissing terughoudend te toetsen, dat wil zeggen dat beoordeeld wordt of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
8.2
Het is op zich juist dat in het advies van de groenbeheerder van 12 augustus 2019 dezelfde inhoudelijke argumenten worden genoemd ten aanzien van de waarden van de esdoorn vergeleken met het eerdere advies op grond waarvan de aanvraag aanvankelijk is geweigerd. Door dit advies aan het primaire besluit ten grondslag te leggen erkent verweerder – anders dan verzoekers stellen – nog steeds dat de esdoorn belevings- en gebruikswaarden heeft. Inmiddels is echter een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een stadswoning op het perceel. Zoals blijkt uit 8.1 moet verweerder in het kader van de beoordeling van een aanvraag voor het vellen van een boom een belangenafweging verrichten waarin het belang van het vellen van de houtopstand, bezien in het licht van de toekomstige ontwikkelingen op het perceel, wordt afgewogen tegen het behoud van de waarden van de boom. Het feit dat een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van een stadswoning kan daarom wel degelijk bij de door verweerder te verrichten belangenafweging worden betrokken.
8.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat in het belangenafwegingsformulier (BAF), dat is opgesteld naar aanleiding van het advies van de groenbeheer van 12 augustus 2019, is vermeld dat de esdoorn een slechte toekomstverwachting heeft vanwege zijn standplaats en de manier waarop deze is gesnoeid. Ook is aangegeven dat de esdoorn geen belangrijke natuur-, milieu- en educatieve waarden heeft, te groot is voor zijn standplaats en door het eerder ver terugsnoeien ernstig in zijn natuurlijke habitus is aangetast. Verder is uit de eerder uitgevoerde VTA-controle gebleken dat de esdoorn weer gekandelaberd moet worden, waardoor deze er niet gezonder op zal worden.
8.4
Verzoekers hebben hun stellingen niet met een rapport van een terzake deskundige onderbouwd. De verwijzing naar een wetenschappelijke rapport van de TU Delft over hittestress kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dienen als een deskundig tegenrapport in een procedure als deze over een concreet geval. Daarnaast hebben verzoekers hun stelling dat de habitat van (beschermde) diersoorten wordt aangetast niet onderbouwd. Zij hebben in dit kader bijvoorbeeld niet aangegeven om welke diersoort(en) het gaat en in hoeverre de esdoorn voor die soort(en) van belang is.
8.5
Niet in geschil is echter dat de esdoorn belevings- en gebruikswaarden heeft voor de directe omgeving. Nu de esdoorn zich evenwel midden op het perceel bevindt waar belanghebbende een stadswoning wil bouwen, waarvoor inmiddels een omgevingsvergunning is verleend, heeft verweerder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, mede gelet op de slechte toekomstverwachting van de boom, in redelijkheid meer gewicht mogen toekennen aan het belang dat wordt gediend met het vellen van deze boom. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat verweerder aan het primaire besluit de voorwaarde heeft verbonden dat belanghebbende ter vervanging van deze esdoorn een boom met een minimale stamomtrek van 18 tot 20 cm van minimaal de tweede grootte moet herplanten.
9. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het primaire besluit naar verwachting bij de heroverweging in bezwaar in stand zal kunnen blijven. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 oktober 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: