In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag is verleend voor het kappen van een gewone esdoorn in de achtertuin van een perceel in Den Haag. De vergunning werd verleend op 21 augustus 2019, na een eerdere weigering op 12 juni 2019. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening zijn dat de kap van de boom schadelijk is voor het ecosysteem en de leefbaarheid in de omgeving. De voorzieningenrechter heeft op 3 oktober 2019 een zitting gehouden, waarbij verzoekers en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. Tijdens de zitting is het belang van de boom en de gevolgen van de kap besproken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de esdoorn belevings- en gebruikswaarden heeft, maar dat de vergunning voor de bouw van een stadswoning op hetzelfde perceel ook een belangrijk aspect is in de belangenafweging. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de gemeente in redelijkheid meer gewicht heeft mogen toekennen aan het belang van de aanvrager om de boom te kappen, mede gezien de slechte toekomstverwachting van de boom. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.