ECLI:NL:RBDHA:2019:10840

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 8627
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor verblijf bij overleden familie- of gezinslid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor verblijf bij een familie- of gezinslid. Eiser, geboren in 1970 en van Braziliaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor verblijf bij zijn moeder, [A], die lijdt aan alzheimer. Echter, op 23 augustus 2019 heeft eiser medegedeeld dat zijn moeder is overleden. Dit heeft geleid tot de vraag of eiser nog een procesbelang heeft bij de procedure.

De rechtbank overweegt dat een eisende partij een procesbelang moet hebben bij de beroepsprocedure. Aangezien de grondslag voor het beoogde verblijf van eiser is komen te vervallen door het overlijden van zijn moeder, concludeert de rechtbank dat eiser geen actueel en reëel procesbelang meer heeft. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft in het verweerschrift gesteld dat eiser na het overlijden van zijn moeder geen procesbelang meer heeft, en eiser heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/8627

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T. Neijzen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Houben).

Procesverloop

Bij besluit van 10 augustus 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor verblijf bij familie- of gezinslid bij [A] (referente), afgewezen. Daarbij heeft verweerder een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaren.
Bij besluit van 18 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2019.
Eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1970 en heeft de Braziliaanse nationaliteit. Referente is de moeder van eiser en heeft alzheimer. Eiser heeft bij brief van 23 augustus 2019 medegedeeld dat referente is overleden en dat hij en zijn gemachtigde niet ter zitting zullen verschijnen.
2. De rechtbank overweegt dat een eisende partij een procesbelang heeft bij een beroepsprocedure wanneer een belang wordt nagestreefd dat met de procedure daadwerkelijk is te verwezenlijken. Eiser beoogt met de onderhavige aanvraag verblijf bij zijn moeder die inmiddels is overleden.
3. Bij verweerschrift heeft verweerder gesteld dat contact is opgenomen met eiser en dat eiser heeft gesteld dat hij het beroep wil doorzetten. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser na het overlijden van zijn moeder geen procesbelang meer heeft. Eiser heeft niet gereageerd op dit verweerschrift en is niet ter zitting verschenen.
4. Nu vaststaat dat referente bij wie eiser verblijf beoogt, is overleden, is daarmee de grondslag voor het beoogde verblijf van eiser in Nederland komen te vervallen. Dit betekent dat het doel dat eiser met deze procedure beoogt te bereiken niet langer aanwezig is. Dat eiser een ander procesbelang heeft bij de beoordeling van de aanvraag is niet gesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen actueel en reëel procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit.
Conclusie
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.