Uitspraak
HMC Westeinde) te Den Haag,
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 november 2018;
- de van de zijde van [eiser] overgelegde producties 1 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 8;
- het tussenvonnis van 27 februari 2019, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- de brief van 26 september 2019 aan de zijde van [eiser], met producties 18 tot en met 20;
- de brief van 27 september 2019 aan de zijde van HMC Westeinde, met producties 9 en 10;
- de comparitie van partijen van heden, waarvan afzonderlijk proces-verbaal wordt opgemaakt.
2.De beslissing
3.De beoordeling
- In 2003 is bij [eiser] de diagnose ‘diabetes mellitus type 2’ vastgesteld. Nadien is [eiser] gediagnosticeerd met een aantal complicaties ten gevolge van zijn diabetes, meer in het bijzonder de aantasting van bloedvaten in het netvlies van zijn rechteroog en diabetische neuropathie. [eiser] ging jaarlijks voor controle naar de polikliniek oogheelkunde van HMC Westeinde.
- Tijdens een controle op 21 augustus 2017 in verband met de beschadiging van het netvlies van [eiser] is onderzoek verricht, waarbij staar in beide ogen, bloedingen en microaneurysmata bij [eiser] zijn geconstateerd.
- Vervolgens heeft op 1 september 2017 nader onderzoek plaatsgevonden, op basis waarvan met betrekking tot het rechteroog van [eiser] de diagnose pre-proliferatieve diabetische retinopathie is gesteld. De voorgestelde behandeling van [eiser] bestond uit drie intravitreale injecties met het geneesmiddel Avastin in zijn rechteroog, met een interval van vier weken.
- Diezelfde dag heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de aan HMC Westeinde verbonden oogarts die het onderzoek heeft uitgevoerd, Dr. [de oogarts] (hierna ‘[de oogarts]’), en [de dochter], de dochter van [eiser]. Van dit telefoongesprek heeft [de oogarts] een schriftelijk verslag gemaakt, dat als productie 1 bij de conclusie van antwoord in het geding is gebracht.
- Op 4 september 2017 heeft [de basisarts] (hierna ‘[de basisarts]’) de eerste injectie in het rechteroog van [eiser] toegediend. [de basisarts] is basisarts en zij is BIG-geregistreerd. Bij het toedienen van de eerste injectie was de dochter van [eiser] aanwezig.
- Voorafgaand aan de eerste injectie (eveneens op 4 september 2017) heeft [eiser] een ‘Informed consent’ ondertekend, waarin hij (voor zover hier relevant) verklaart dat hij [de basisarts] toestemming geeft om de injectie met Avastin toe te passen, dat de risico’s van de behandeling met hem zijn besproken en dat al zijn vragen zijn beantwoord. Het bedoelde formulier is als productie 1 bij de dagvaarding in het geding gebracht.
- Op 2 oktober 2017 heeft [de basisarts] [eiser] de tweede injectie met Avastin gegeven. Daarbij was de dochter van [eiser] niet aanwezig.
- Na het toedienen van de tweede injectie zijn er complicaties ontstaan. [eiser] had ernstige pijnklachten en slecht zicht in zijn rechteroog. [eiser] heeft hierop de polikliniek oogheelkunde bezocht, in eerste instantie in HMC Bronovo en later in het HagaZiekenhuis, waar een infectie (endophthalmitis) in het rechteroog van [eiser] is geconstateerd. Hij heeft als gevolg van de infectie blijvende schade aan zijn rechteroog opgelopen.
i. Er was geen
informed consentmet betrekking tot de medische behandeling volgend op 1 september 2017, althans heeft HMC Westeinde [eiser] niet of onvoldoende op het risico van complicaties gewezen;
ii. HMC Westeinde heeft de hygiënerichtlijnen niet nageleefd, althans onvoldoende maatregelen in het kader van de hygiëne ter voorkoming van infecties getroffen. Het rechteroog van [eiser] is bij de tweede injectie niet gejodeerd, [eiser] hoefde geen schort te dragen, de arts die de injectie gaf had geen handschoenen aan en de injectie werd toegediend in een behandelkamer waar ook anderen aanwezig mochten zijn.
ii. De arts heeft de injectienaald te ver doorgeduwd in het oog van [eiser], waardoor hij direct pijn had.
informed consentformulier ondertekend, waarin hij wordt gewezen op de complicaties die zich na het toedienen van de tweede injectie hebben voorgedaan. De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van [eiser] lag om op dat moment de keuze te maken om het formulier niet te ondertekenen als hij niet bereid was om het risico op complicaties te aanvaarden of wanneer er sprake was van onduidelijkheden of vragen. De rechtbank acht daarbij van belang dat de dochter van [eiser] bij het ondertekenen van het formulier aanwezig was.
€ 1086 aan salaris, derhalve in totaal € 1.712.