ECLI:NL:RBDHA:2019:10914

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
17 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 6153
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek schadevergoeding door gemeente Westland

In deze zaak heeft eiser, wonende in Westland, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om schadevergoeding door het college van burgemeester en wethouders van Westland. Eiser had een schadevergoeding van € 35.000,- aangevraagd naar aanleiding van vermeende schade door onrechtmatig handelen van de gemeente, gerelateerd aan omgevingsvergunningen voor de bouw van woningen. De gemeente had het verzoek afgewezen, waarna eiser in beroep ging. De rechtbank heeft eerder, op 20 februari 2019, zich onbevoegd verklaard met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding en het beroep voor het overige kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft verzet aangetekend, wat leidde tot een uitspraak op 27 juni 2019 waarin het verzet gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep tegen de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding voortgezet, waarbij eiser nadere stukken heeft overgelegd en de gemeente een verweerschrift heeft ingediend. Tijdens de zitting op 2 september 2019 heeft eiser zijn standpunten toegelicht.

De rechtbank heeft overwogen dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat de door hem geclaimde schade niet onder de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde schadeoorzaken valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente Westland ten onrechte een beroepsclausule in de afwijzingsbrief heeft opgenomen, maar dat dit niet leidt tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Eiser heeft zijn schadeverzoek aangepast aan de bevoegdheidsgrens van de bestuursrechter, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de schade niet het gevolg is van een onrechtmatig besluit van de gemeente. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en bepaald dat de gemeente het door eiser betaalde griffierecht van € 170,- moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/6153

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder

(gemachtigde: B.H.J. Thedinga).
De rechtbank zal partijen hierna aanduiden als [eiser] en de gemeente Westland.

Procesverloop

Bij brief van 24 mei 2018 heeft [eiser] een klacht ingediend bij de gemeente Westland en verzocht om een schadevergoeding van € 35.000,-.
De gemeente Westland heeft het verzoek van [eiser] om een schadevergoeding in een brief van 25 juli 2018 afgewezen.
Met een brief van 15 augustus 2018 heeft de gemeente Westland gereageerd op de klacht van [eiser] .
[eiser] heeft op 4 september 2018 beroep ingesteld tegen de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding en de afhandeling van zijn klacht.
De rechtbank heeft op 20 februari 2019 uitspraak gedaan zonder zitting. In deze uitspraak heeft de rechtbank zich met betrekking tot het verzoek om een schadevergoeding onbevoegd verklaard en het beroep voor het overige kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
[eiser] heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.
In de uitspraak van 27 juni 2019 heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard voor zover het zich richt tegen de klachtbehandeling door de gemeente Westland. Voor het overige is het verzet gegrond verklaard. Dat betekent dat de uitspraak van 20 februari 2019 is vervallen, voor zover die betrekking heeft op het verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep tegen de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding voortgezet.
[eiser] heeft nadere stukken overgelegd.
De gemeente Westland heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2019. [eiser] was aanwezig. Namens de gemeente Westland was de gemachtigde aanwezig.

Overwegingen

De aanleiding voor deze procedure
1.1
De gemeente Westland heeft op 13 februari 2015 aan projectontwikkelaar Bouhuisen Groep, (Bouhuisen) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van dertien woningen op het perceel [adres] en [adres] te [plaats] (omgevingsvergunning Zuidweg) [1] en op 11 maart 2016 een omgevingsvergunning voor het oprichten van een vrijstaande woning op het perceel [adres] te [plaats] (omgevingsvergunning Mosastraat) [2] .
1.2
Nadat de omgevingsvergunning Zuidweg was verleend, is het de gemeente Westland gebleken dat de situatietekening, gevoegd bij de vergunningsaanvraag, niet conform de privaatrechtelijk gemaakte afspraken met Bouhuisen was. Vervolgens heeft Bouhuisen de situatietekening aangepast en is die gewijzigde tekening als wijziging aan de omgevingsvergunning toegevoegd.
1.3
[eiser] heeft op 31 juli 2015 het perceel aan de [adres] van Bouhuisen gekocht. Het perceel, volgens de leveringsakte groot 223 m², is op 11 september 2015 aan [eiser] geleverd.
1.4
Op 7 december 2015 heeft de gemeente Westland de perceelgrenzen uitgezet en piketpalen geplaatst.
1.5
De gemeente Westland heeft in augustus 2016 piketpalen verplaatst. De verplaatsing betrof (mede) piketpalen die de grens van [eiser] perceel aangaven.
1.6
[eiser] meent dat zijn perceel door deze gang van zaken is verkleind. In eerdere documentatie, op basis waarvan [eiser] interesse voor het perceel was gewekt, is uitgegaan van een kavel van 249 m².
1.7
[eiser] zegt dat hij schade heeft geleden. Hij heeft het perceel met daarop de woning aan de [adres] gedwongen moeten verkopen. Ook heeft [eiser] een nieuwe keuken moeten afbestellen omdat de koper de woning in de oorspronkelijk opgeleverde staat eiste; [eiser] heeft hiervoor annuleringskosten moeten betalen. Tot slot heeft [eiser] 12 m² te weinig grond geleverd gekregen.
1.8
[eiser] heeft bij de gemeente Westland een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Dit verzoek is afgewezen. Tegen die afwijzing is [eiser] in beroep gekomen.
Waar gaat deze procedure over?
2.1
[eiser] heeft op de zitting aan de rechtbank gevraagd om een uitgebreid onderzoek te doen naar de door hem gesignaleerde misstanden en daarbij voorop te stellen het algemeen belang van heel Nederland en van de bewoners van de gemeente Westland in het bijzonder, tot het hebben van een betrouwbare overheid.
2.2
De rechtbank kan en mag enkel oordelen over een concreet besluit van een bestuursorgaan. Ook moet tegen dat concrete besluit de mogelijkheid van beroep open staan en moet de eiser in een beroepsprocedure (hier dus [eiser] ) een persoonlijk belang hebben bij zijn beroep. Tegen algemene bezwaren over de werkwijze van de overheid is geen beroep mogelijk. Dit betekent dat de rechtbank hierna uitsluitend zal ingaan op het beroep van [eiser] tegen de afwijzing van zijn verzoek om schadevergoeding.
2.3
Ook is de rechtbank bevoegd om op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit of een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit. Daarbij mag de gevraagde schadevergoeding niet hoger zijn dan € 25.000,--. [3] De rechtbank ziet aanleiding om het beroep van [eiser] mede te zien als een verzoek aan de rechtbank om de gemeente Westland te veroordelen tot vergoeding van de schade die [eiser] stelt te hebben geleden door volgens hem onrechtmatig handelen van de gemeente Westland. De rechtbank zal dit verzoek daarom hierna ook bespreken.
Het beroep
3.1
Het gaat in deze zaak om door [eiser] geclaimde schade als gevolg van een verleende omgevingsvergunning waarbij de gemeente Westland volgens hem onrechtmatig heeft gehandeld. Onder de brief van 25 juli 2018 met daarin de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding heeft de gemeente Westland een beroepsclausule opgenomen, waarin staat vermeld dat tegen dat besluit beroep ingesteld kan worden bij de bestuursrechter. In die brief schrijft de gemeente Westland dat [eiser] planschade heeft geclaimd; uit de brief blijkt overigens verder dat van planschade geen sprake is. De rechtbank is het daarmee eens en overweegt daarover dat planschade alleen kan worden vergoed als er sprake is van een in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen schadeoorzaak. [4] De door [eiser] geclaimde schade valt niet onder de in die wet genoemde schadeoorzaken. De gemeente Westland heeft dus terecht besloten dat er geen sprake is van planschade. Waar het wel om gaat, is een afwijzing van schade wegens onrechtmatig handelen. Daartegen is echter geen beroep bij de bestuursrechter mogelijk. De gemeente Westland heeft de beroepsclausule dus ten onrechte opgenomen in de brief. Het beroep is niet-ontvankelijk. [5] Dit betekent dat de rechtbank op dit punt niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
3.2
Omdat [eiser] door de gemeente Westland over de beroepsmogelijkheid tegen het besluit van 25 juli 2018 op het verkeerde been is gezet, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat [eiser] het door hem betaalde griffierecht van € 170,-- van de gemeente Westland vergoed krijgt.
Het verzoek om schadevergoeding
4.1
[eiser] heeft in de loop van deze procedure zijn schadeverzoek aangepast aan de bevoegdheidsgrens van de bestuursrechter, te weten € 25.000,--. [eiser] heeft drie schadeposten opgevoerd, te weten:
Hij heeft het perceel met daarop de woning aan de [adres] gedwongen moeten verkopen. Zijn schade daardoor bedraagt € 10.000,--.
Hij heeft een nieuwe keuken moeten afbestellen omdat de koper de woning in de oorspronkelijk opgeleverde staat eiste; [eiser] heeft hiervoor annuleringskosten moeten betalen. De schade daarvan is € 5.000,--.
Hij heeft 12 m² te weinig grond geleverd gekregen. Dat is een schadebedrag van
€ 10.000,--.
4.2
De schade die [eiser] zegt te hebben geleden, kan enkel vergoed worden als de schade een gevolg is van een door de gemeente Westland genomen onrechtmatig besluit of het onrechtmatig handelen in de voorbereiding hiervan. [6] Van de andere in de Awb genoemde schadeoorzaken is in dit geval geen sprake: het gaat immers niet om het niet tijdig nemen van een besluit of een handeling van een bestuursorgaan waarbij een ambtenaar belanghebbende is. In zijn schadeverzoek heeft [eiser] de omgevingsvergunningen Zuidweg en Mosastraat genoemd als schadeoorzaak. De rechtbank zal daarom hierna bespreken of de gestelde schade het gevolg is van een door de gemeente Westland genomen onrechtmatig besluit of het onrechtmatig handelen in de voorbereiding hiervan.
De gedwongen verkoop van de woning en het afbestellen van de nieuwe keuken
5.1
[eiser] heeft op de zitting toegelicht dat hij de woning gedwongen heeft verkocht omdat die bouwkundige gebreken vertoonde. Omdat constructiefouten niet worden gedekt in de opstalverzekering, wilde [eiser] van de woning af. Vanwege de gebreken was zijn enige mogelijkheid het terugverkopen van de woning aan Bouhuisen. Bouhuisen accepteerde de woning echter alleen terug in de opgeleverde staat (zonder keuken), zodat [eiser] zich gedwongen zag de keuken af te bestellen.
De rechtbank overweegt dat beide schadeoorzaken (gebreken in de geleverde woning en de eis van Bouhuisen dat de woning zonder keuken terugverkocht moest worden) niet zijn terug te voeren op een besluit van de gemeente Westland. Het gaat hier om een verkoopbeslissing van [eiser] zelf (van gedwongen verkoop, bijvoorbeeld door de hypotheekhouder, is volgens het dossier geen sprake) en het is een kwestie tussen [eiser] en de projectontwikkelaar/koper, Bouhuisen. [eiser] zou zich dan ook tot Bouhuisen moeten wenden. Dat er met Bouhuisen niet te praten valt, zoals [eiser] op de zitting heeft gezegd, speelt daarbij geen rol.
5.2
Het verzoek om schadevergoeding ten aanzien van de verkoop en de keuken zal worden afgewezen.
De levering van de grond
6.1
[eiser] heeft aangevoerd dat de situatietekeningen behorend bij de vergunningen Zuidweg en Mosastraat zijn gewijzigd en dat die gewijzigde tekeningen bij de omgevingsvergunningen zijn gevoegd. Daarna heeft een ambtenaar van de gemeente Westland de piketpalen die de grens van het perceel van [eiser] aangaven, verplaatst. Daardoor is zijn perceel kleiner geworden. Uit de stukken begrijpt de rechtbank dat het perceel volgens [eiser] op de oorspronkelijke tekeningen 249 m2 was en dat hem 223 m2 is geleverd.
6.2
De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn betoog, omdat [eiser] zelf (met zijn echtgenote) op 11 september 2015 heeft getekend voor levering van 223 m2 grond. Als dat te weinig was ten opzichte van de projectdocumentatie, had hij niet akkoord moeten gaan met de levering. Uit een brief van de toenmalige advocaat van [eiser] , die [eiser] in deze procedure heeft overgelegd, blijkt dat de piketpalen aan de zuidkant op 29 augustus 2016 - dus meer dan elf maanden ná de levering van de grond - zijn verplaatst, waardoor het perceel aan de achterkant met een strook van 1,25 meter, in totaal 12 m2, is verkleind. Dat gebeurde volgens diezelfde brief tijdens de bouw, op initiatief van aannemer Dura Vermeer en de eigenaren van een naastgelegen perceel. De gestelde verkleining van het perceel met 12 m2 is dus niet het gevolg van een besluit van de gemeente Westland of het onrechtmatig handelen in de voorbereiding van een besluit door die gemeente, maar komt doordat de buren het kennelijk niet eens waren met de grootte van de percelen. [eiser] zou zich mogelijk kunnen wenden tot de aannemer of de eigenaar van het naastgelegen perceel.
6.3
Om die reden moet ook het verzoek om schadevergoeding ten aanzien van de te weinig geleverde grond worden afgewezen.
6.4
De rechtbank overweegt nog dat uit de stelling van [eiser] dat de gemeente Westland de verantwoordelijkheid draagt om te controleren of een omgevingsvergunning op juiste wijze wordt uitgevoerd en dat zijn schade is ontstaan doordat de gemeente dat niet heeft gedaan, of die stelling nu juist is of niet, ook niet blijkt dat sprake zou zijn van schade als gevolg van een onrechtmatig besluit of het onrechtmatig handelen in de voorbereiding hiervan. De omgevingsvergunningen Zuidweg en Mosastraat waren immers al verleend en er is door niemand bezwaar tegen gemaakt. Daarmee staan die omgevingsvergunningen vast en zijn zij niet als onrechtmatig aan te merken.
Conclusie
7. Nu [eiser] geen schade heeft geleden als gevolg van een onrechtmatig besluit, dan wel een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit, moet het verzoek om schadevergoeding worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 170,-- vergoedt;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Stolker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2019.
De griffier is niet in de gelegenheid rechter
deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Kenmerk W-AV-2014-1213
2.Kenmerk W-AV-2016-0241
3.Dat blijkt uit de artikelen 8:88 en 8:89, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
5.Dat blijkt uit artikel 8:4, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
6.Dat volgt uit artikel 8:88 Awb.