ECLI:NL:RBDHA:2019:10962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
NL19.20238, NL19.20240, NL19.20242, NL19.20244
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen en inreisverboden voor Armeense eisers

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 oktober 2019, zijn de beroepen van vier Armeense eisers tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaard. De eisers, die eerder asielaanvragen hadden ingediend, stelden dat zij uit angst voor de Armeense autoriteiten niet hun echte namen hadden opgegeven. De staatssecretaris had de asielaanvraag van eiser 2 afgewezen als kennelijk ongegrond en de aanvragen van de andere eisers niet-ontvankelijk verklaard, met inbegrip van een inreisverbod voor twee jaar.

De rechtbank oordeelde dat de eisers niet voldoende nieuwe elementen hadden aangedragen die hun aanvragen konden rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat eiser 2, ondanks zijn angst, de juiste persoonsgegevens en relevante documenten had moeten overleggen. De rechtbank verwierp de stelling van eiser 2 dat zijn verzoek om bescherming en het niet opgeven van zijn echte naam los van elkaar stonden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat eiser 2 de Nederlandse overheid had misleid over zijn identiteit en nationaliteit.

De rechtbank oordeelde verder dat de documenten die door de eisers waren overgelegd, niet als nieuwe, rechtens relevante elementen konden worden aangemerkt. De eisers hadden deze documenten al in hun bezit bij hun eerdere aanvragen en hadden deze niet tijdig overgelegd. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden waren die een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Armenië konden aantonen. De beroepen van alle eisers werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.20238, NL19.20240, NL19.20242 en NL19.20244

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] (eiser 1), [naam 2] (eiseres), [naam 3] (eiser 2) en

[naam 4](eiser 3), tezamen eisers
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2019 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser 2 afgewezen als kennelijk ongegrond [1] . Ook heeft verweerder aan eiser 2 een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaren.
Bij drie afzonderlijke besluiten van 22 augustus 2019 heeft verweerder de asielaanvragen van eisers 1 en 3 en eiseres niet-ontvankelijk verklaard [2] . Verder is aan eisers 1 en 3 en eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaren.
De vier besluiten van 22 augustus 2019 worden hierna gezamenlijk de bestreden besluiten genoemd.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft, samen met de behandeling van de zaken NL19.20239, NL19.20241, NL19.20243 en NL19.20245, plaatsgevonden op 26 september 2019. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen N.M. Faes-Matsko. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen de Armeense nationaliteit te bezitten en te zijn geboren op
[geboortedatum] (eiser 1), [geboortedatum 2] (eiseres), [geboortedatum 3] (eiser 2) [geboortedatum 4] (eiser 3).
2. Eisers hebben eerder asielaanvragen ingediend. Verweerder heeft deze aanvragen bij besluiten van 4 november 2010 afgewezen. Die besluiten staan in rechte vast.
3. Eiser 2 heeft op 5 september 2018 opnieuw een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 20 september 2018 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Bij uitspraak van 19 oktober 2018 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem [3] , het beroep gegrond verklaard en het besluit van 20 september 2018 vernietigd, omdat eiser 2 niet is gehoord met hulp van een tolk Russisch. Eiser 2 is op 15 november 2018 gehoord met hulp van een tolk Russisch. Daarna heeft verweerder bij besluit van 22 augustus 2019 de asielaanvraag van eiser 2 opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Op 14 januari 2019 hebben eiser 1, eiser 3 en eiseres opnieuw asielaanvragen ingediend. Verweerder heeft die aanvragen niet-ontvankelijk verklaard, omdat sprake is van opvolgende aanvragen waaraan zij geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag hebben gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
5. Eisers voeren in beroep aan dat zij uit angst voor de Armeense autoriteiten niet hun echte naam hebben opgegeven bij hun eerste asielaanvraag in 2010. Dat eisers de Nederlandse autoriteiten wel om bescherming hebben gevraagd, maar niet hun echte naam durfden op te geven, zijn volgens hen losstaande aspecten. In beroep hebben eisers een kopie van hun (verlopen) Armeense paspoorten overgelegd. Eisers stellen dat hiermee komt vast te staan dat eiser 2 etnisch Azeri is, waardoor zijn gestelde problemen geloofwaardig zijn. Ten aanzien van eiser 1, eiser 3 en eiseres dient verweerder deze documenten te betrekken in deze procedure en hun asielaanvragen inhoudelijk te beoordelen.
Het beroep van eiser 2 [naam 3] (NL19.20244)
6. Allereerst is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat van eiser 2 verwacht mag worden dat hij de juiste persoonsgegevens en andere relevante gegevens vermeldt bij zijn asielaanvraag en ook alle documenten die zijn asielrelaas onderbouwen direct overlegt aan verweerder. Eiser heeft immers ook het vertrouwen in de Nederlandse autoriteiten om een asielaanvraag in te dienen. Dat eiser uit angst voor de Armeense autoriteiten vervolgens niet de juiste gegevens vermeldt bij deze aanvraag, is geen rechtvaardiging voor het bewust en opzettelijk verschaffen van onjuiste informatie en voor het niet overleggen van de beschikbare (identiteits-)documenten. Niet wordt gevolgd de stelling van eiser 2 dat het vragen van bescherming enerzijds, en het niet opgeven van zijn echte naam anderzijds, los van elkaar staande aspecten zijn.
7. Verder heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser 2 niet gevolgd wordt in zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Bij zijn eerste asielaanvraag in 2010 heeft eiser 2 gesteld dat hij [naam 3] is, geboren op [geboortedatum 3] en dat hij de Armeense nationaliteit bezit. Eiser 2 is op 12 april 2016 gepresenteerd bij de Armeense autoriteiten, waarbij de Armeense autoriteiten hebben laten weten dat hij geregistreerd staat als [naam 5] , geboren op [geboortedatum 5] en dat op basis van deze gegevens een laissez-passer is toegekend. Bij de huidige asielaanvraag heeft eiser 2 aangegeven dat zijn naam [naam 6] is, geboren [geboortedatum 6]
, te Baku, Azerbeidzjan, en dat hij staatloos is. In beroep legt eiser een kopie over van een Armeens paspoort, waarin staat vermeld dat zijn naam [naam 7] is en dat hij is geboren op [geboortedatum 7] . Deze informatie is tegenstrijdig met wat eiser in deze asielprocedure, maar ook in zijn eerste asielprocedure naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft dan ook terecht gesteld dat eiser jarenlang de Nederlandse overheid heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit.
8. Tot slot heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser 2 niet wordt gevolgd in zijn stelling dat hij etnisch Azeri is en dat hierdoor de gestelde ondervonden problemen vanwege zijn herkomst niet ongeloofwaardig zijn. De documenten die hij ter onderbouwing van zijn standpunt heeft overgelegd, onderbouwen deze stelling immers niet. Uit de echt bevonden geboorteakte en scheidingsakte volgt niet dat eiser 2 etnisch Azeri is. In beroep heeft eiser 2 een kopie van een (verlopen) Armeens paspoort overgelegd, maar hieruit volgt evenmin dat eiser 2 een etnisch Azeri is.
9. Het beroep van eiser 2 is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het beroep van de overige eisers (NL19.20238, NL19.20240 en NL19.20242)
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van nieuwe, rechtens relevante elementen of bevindingen. De documenten die eiser 1, eiser 3 en eiseres bij hun opvolgende asielaanvragen hebben ingediend, hadden zij ook bij hun eerste asielaanvragen kunnen overleggen. Eisers 1 en 3 en eiseres hebben verklaard dat zij de documenten al sinds hun aankomst in Nederland in hun bezit hadden. Dat zij de documenten vanwege de vrees voor de Armeense autoriteiten niet durfden te overleggen, leidt er niet toe dat deze documenten wel als relevante elementen of omstandigheden moeten worden aangemerkt. Eiser 1, eiser 3 en eiseres hebben in 2010 de Nederlandse autoriteiten om bescherming verzocht, zodat ook van hen verwacht mocht worden dat zij alle documenten die zij tot hun beschikking hadden overleggen ter onderbouwing van hun asielaanvragen. Dat er in beroep een kopie van hun paspoorten wordt overgelegd, kan er niet toe leiden dat verweerder de asielaanvragen inhoudelijk moet beoordelen. Nog afgezien van de vraag of de paspoorten echt zijn, heeft eiseres op de zitting verklaard dat eisers deze paspoorten ook al in hun bezit hadden bij de eerste asielaanvragen in 2010. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt kunnen stellen dat de paspoorten niet als nieuwe, rechtens relevante elementen of bevindingen kunnen worden aangemerkt.
12. Verder hebben eiser 1, eiser 3 en eiseres geen bijzondere feiten of omstandigheden aangevoerd, als bedoeld in artikel 83.0a van de Vw, die onmiskenbaar tot de conclusie leiden dat zij een reëel risico lopen dat zij bij terugkeer naar Armenië door de autoriteiten van dat land zullen worden behandeld op een wijze die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [4] .
13. De beroepen van eiser 1, eiser 3 en eiseres zijn ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Andel, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, e, f en g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw.
3.NL18.17286.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden