ECLI:NL:RBDHA:2019:11375
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- G. de Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na uitspraak op beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 19 september 2019, verklaarde de aanvraag van verzoeker niet-ontvankelijk. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl het beroep nog in behandeling was.
De zitting vond plaats op 8 oktober 2019, waar zowel verzoeker als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is zolang de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL19.22371) die verband hield met het beroep van verzoeker, was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om die reden afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. G. de Zeben - de Vries, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. Maas. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 oktober 2019.