ECLI:NL:RBDHA:2019:11483
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van eiser uit Marokko en de beoordeling van de meerderjarigheid door de rechtbank
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2019 uitspraak gedaan in de zaken NL19.19129 en NL19.19130, waarbij eiser, een Marokkaanse asielzoeker, in beroep ging tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 9 augustus 2019 kennelijk ongegrond verklaard. Eiser verzocht om een voorlopige voorziening om de behandeling van zijn beroep af te wachten. Tijdens de zitting op 4 september 2019 werd eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris ook een gemachtigde had gestuurd.
Eiser stelde dat hij uit Marokko komt en dat zijn vader door de Polisario is vermoord, wat hem problemen heeft bezorgd in zijn thuisland. De staatssecretaris betwistte echter de geloofwaardigheid van eisers verhaal, met name het overlijden van zijn vader en de politieke betrokkenheid daarvan. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of eiser meerderjarig of minderjarig was, aangezien dit invloed had op de beslissing over het inreisverbod en de vertrektermijn. Eiser stelde dat hij minderjarig was, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op goede gronden had geconcludeerd dat eiser meerderjarig was, gebaseerd op EU-vis gegevens.
De rechtbank oordeelde dat er geen gronden waren aangevoerd die erop wezen dat Marokko geen veilig land voor eiser zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 september 2019, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.