ECLI:NL:RBDHA:2019:11492

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
C/09/572461 / HA ZA 19-421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan planten door bespuitingswerkzaamheden

In deze civiele zaak vordert Hoogeveen Plants B.V. (eiseres) een schadevergoeding van AB Zuid-Holland Spreeicombinatie B.V. (gedaagde) wegens schade aan hun planten, die volgens eiseres is veroorzaakt door bespuitingswerkzaamheden van gedaagde. De rechtbank Den Haag heeft op 30 oktober 2019 een tussenvonnis gewezen waarin de aansprakelijkheid van gedaagde voorshands bewezen wordt geacht. Hoogeveen stelt dat op 25 mei 2016 een bespuiting met het herbicide Linuron heeft plaatsgevonden, wat heeft geleid tot schade aan een deel van hun planten. Gedaagde betwist deze aansprakelijkheid en voert aan dat de schade niet door hun werkzaamheden is veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade zichtbaar werd enkele dagen na de bespuiting en dat Linuron is aangetroffen op de beschadigde planten. De rechtbank heeft AB toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen stelling dat de schade is veroorzaakt door een tekortkoming van AB. De zaak is complex door de betrokkenheid van verschillende deskundigen en rapporten die de oorzaak van de schade trachten te achterhalen. De rechtbank heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden en zal getuigen horen om de feiten verder te verhelderen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/572461 / HA ZA 19-421
Vonnis van 30 oktober 2019 (bij vervroeging)
in de zaak van
HOOGEVEEN PLANTS B.V., te Boskoop,
eiseres,
advocaat mr. J.R.L. van Gasteren te Leusden,
tegen
AB ZUID-HOLLAND SPROEICOMBINATIE B.V., te Stellendam,
gedaagde,
advocaat mr. V.R. Pool en mr. S.C.P. Heideman te Rotterdam.
Partijen worden hierna Hoogeveen en AB genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verwijzingsvonnis (naar deze rechtbank) van de kantonrechter te Gouda van 1 april 2019 en de daarin genoemde stukken;
  • het tussenvonnis van 12 juni 2019, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 8 oktober 2019.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Hoogeveen is een kwekerij. Hoogeveen kweekt onder meer klimplanten van de soorten Parthenocissus en Clematis (hierna: ‘de planten’). De planten groeien (onder meer) op een buitenveld (met een oppervlak van ongeveer 1,2 hectare) aan de Denemarkenlaan 14 te Hazerswoude-Dorp (hierna: ‘het buitenveld’).
2.2.
AB is een onderneming in de agrarische sector die zich onder meer bezig houdt met het bespuiten van gewassen met gewasbestrijdingsmiddelen. AB heeft onder andere een kantoor in Hazerswoude-Dorp, vlakbij het buitenveld. De bespuitingen worden namens AB uitgevoerd door haar medewerkers [medewerker 1] (‘ [medewerker 1] ’) en [medewerker 2] (‘ [medewerker 2] ’).
2.3.
Partijen hebben lange tijd zaken met elkaar gedaan. AB heeft tussen 2006 en 2016 in opdracht van Hoogeveen de gewassen van Hoogeveen preventief bespoten met bestrijdingsmiddelen. AB beschikt over vier spuitmachines met verschillende werkbreedtes, te weten:
  • een veldspuit met een werkbreedte van 33 meter (hierna: ‘de 33-meter’),
  • een veldspuit met een werkbreedte van 42 meter (hierna: ‘de 42 meter’)
  • twee veldspuiten met een werkbreedte van 52 meter (hierna: ‘de 52-meter’).
De 52-meter en de 42-meter beschikken allebei over een rondgaande spuitleiding met rondpompsysteem en pneumatisch aangestuurde spuitdoppen. De 33-meter beschikt niet over een rondgaande spuitleiding met rondpompsysteem.
2.4.
AB heeft de 42-meter in 2011 aangeschaft. Vóór de aanschaf van deze machine (tussen 2006 en 2011) werden bespuitingen bij Hoogeveen uitgevoerd met de 33-meter en de 52-meter. Na de aanschaf van de 42-meter heeft Hoogeveen verzocht om voortaan bij bespuitingen op het buitenveld in plaats van de 33-meter de 42-meter te gebruiken, omdat de 42-meter een verder bereik heeft, waardoor het buitenveld beter werd bespoten.
2.5.
Op 20 mei 2016 heeft Hoogeveen opdracht gegeven aan AB om de planten preventief te bespuiten met gewasbeschermingsmiddelen Plenum (tegen bladluis en witte vlieg) en Switch (tegen schimmels). AB heeft op 25 mei 2016 de opgedragen bespuitingen uitgevoerd met twee spuitmachines. AB heeft voor de spuitwerkzaamheden een bedrag van € 500,93 bij Hoogeveen in rekening gebracht, welk bedrag Hoogeveen heeft betaald.
2.6.
AB heeft op 25 mei 2016 eveneens bespuitingen uitgevoerd bij twee andere kwekerijen in Hazerswoude-Dorp. Het betreft boomkwekerij [Boomkwekerij I] (hierna: ‘ [Boomkwekerij I] ’) en boomkwekerij [Boomkwekerij II] (hierna: ‘ [Boomkwekerij II] ’). AB heeft bij deze beide kwekerijen bespuitingen uitgevoerd met de 33-meter. Met de 33-meter heeft AB bij [Boomkwekerij I] , ter onkruidbestrijding, een mix van de werkzame stoffen Linuron en Dimanin gespoten.
2.7.
Enkele dagen na de bespuiting door AB op 25 mei 2016 heeft Hoogeveen vastgesteld dat een gedeelte van de planten stopte met groeien, dat vlekken op het blad ontstonden en dat planten doodgingen. De schade betrof een klein deel van de totale veldoppervlakte van het buitenveld. De schade is ontstaan aan de kant waar de spuitmachine van AB op 25 mei 2016 langs de kas is gereden. Het schadebeeld laat een dode strook planten in een taps toelopende V-vorm zien. Hoogeveen heeft het schadebeeld in een tekening als volgt weergegeven:
2.8.
Hoogeveen heeft onderzoek laten uitvoeren door schade-expertisebureau [Expertisebureau X] (hierna: ‘ [Expertisebureau X] ’). Ten behoeve van het expertise-onderzoek heeft Groen Agro Control (‘GAC’) voor residu-onderzoek op 16 juni 2016 bij Hoogeveen twee monsters afgenomen op het buitenveld: één monster van de schadeoppervlakte en één monster van buiten de schadeoppervlakte. GAC heeft in het laatstgenoemde monster geen middelen aangetroffen die het schadebeeld kunnen veroorzaken. In het binnen de schadeoppervlakte afgenomen monster heeft GAC elf residuen aangetroffen. Hiervan zijn tien residuen van fungiciden en insecticiden die het schadebeeld niet veroorzaakt kunnen hebben. Er is ook een residu aangetroffen van Linuron. Linuron is een herbicide dat wordt gebruikt voor onkruidbestrijding. Dit middel kan de aan de planten ontstane schade veroorzaken. Linuron wordt via de wortel in de bodem opgenomen door de plant. Het middel trekt daarna verder de plant in, die vervolgens afsterft. Afhankelijk van het weer kan het enkele dagen duren voordat schadebeelden van Linuron zichtbaar worden.
2.9.
Op 29 juni 2016 heeft [Expertisebureau X] zijn voorlopig expertiserapport uitgebracht. In zijn rapport komt [Expertisebureau X] tot de volgende conclusie:
“Gelet op bovenstaande komt het mij als wel heel aannemelijk voor dat het schadebeeld bij Hoogeveen is veroorzaakt door het middel Linuron. Ook is duidelijk dat Linuron door een bespuiting is aangebracht omdat vrijwel aan het begin van de uitvoering van de bespuiting, op 25 mei 2016, schadebeelden zichtbaar zijn. De schadebeelden nemen bovendien af vanaf het beginpunt van de bespuiting en nemen af vanaf de spuittank en worden zwakker naarmate de spuitvloeistof verder vanaf de spuittank en of het beginpunt op het gewas terecht is gekomen. De periode tussen de uitvoering van de bespuiting en het waarnemen van de eerste schadebeelden van ca. 5 werkdagen sluit ook goed aan op de wijze waarop dit middel werkt.
Gelet op de systematische werking van Linuron moet worden verwacht dat elke plant welke is geraakt door dit middel dood zal gaan. Linuron heeft een langdurige werking en zal langzaam maar zeker door de gehele plant trekken.
Gelet op de beperkte schadeoppervlakte moet eveneens worden geconstateerd dat de vervuiling beperkt qua omvang moet zijn geweest. Ik meen dat alleen in de leidingen sprake is geweest van restanten van het middel Linuron.”
2.10.
Hoogeveen heeft het aantal beschadigde planten ingeschat op 4.400 Clematis en 3.800 Parthenocissus. [Expertisebureau X] heeft de schade van Hoogeveen begroot op € 20.518.-, exclusief expertisekosten.
2.11.
Hoogeveen heeft AB op basis van de bevindingen van [Expertisebureau X] bij brief van 4 juli 2016 aansprakelijk gesteld voor de schade aan de planten. AB heeft de schade bij haar aansprakelijkheidsverzekeraar gemeld.
2.12.
Cunningham Lindsey Nederland B.V. (hierna: ‘Cunningham Lindsey’) heeft in opdracht van de verzekeraar van AB nader onderzoek gedaan naar het schadevoorval. Cunningham Lindsey heeft hiertoe de administratie van AB onderzocht. Cunningham Lindsey is in haar rapport van 13 oktober 2016 tot de conclusie gekomen dat er geen verband is tussen de Linuron-schade van Hoogeveen en werkzaamheden van AB. Cunningham Lindsey is tot die conclusie gekomen omdat, kort gezegd,:
  • volgens AB op 25 mei 2016 ter plaatse van de kas de 42-meter is ingezet;
  • uit de administratie van AB blijkt dat voorafgaand aan de bespuiting bij Hoogeveen, op 25 mei 2016, geen Linuron met de 42-meter is gespoten;
  • er op 25 mei 2016 wel met de 33-meter bij derden ( [Boomkwekerij I] ) met Linuron is gespoten, maar de 33-meter die dag niet bij Hoogeveen is ingezet.
2.13.
Op 19 december 2016 heeft [Expertisebureau X] een aanvullende rapportage uitgebracht, waarin [Expertisebureau X] ook is ingegaan op het rapport van Cunningham Lindsey. [Expertisebureau X] is bij zijn conclusie gebleven dat het zeer aannemelijk is dat de schade is ontstaan door spuitwerkzaamheden van AB. [Expertisebureau X] heeft in de aanvullende rapportage ook nader onderzoek gedaan naar de mogelijkheid dat de Linuron-schade door Hoogeveen zelf is veroorzaakt. [Expertisebureau X] merkt daarover op:
“Mijns inziens (..) staat vast dat Hoogeveen Plants de onderhavige schade niet door zelfstandig gebruik onkruidbestrijdingsmiddelen kan hebben veroorzaakt en mocht dat al zo zijn dan had het schadebeeld, de vorm van de schadeoppervlakte er heel anders uit moeten zien dan waargenomen. Bovendien heeft Hoogeveen het middel Linuron zelf niet op voorraad en aanwezig in zijn bestrijdingsmiddelenkast. Dit maakt het nog onwaarschijnlijker dat door toedoen van Hoogeveen Plants zelf onderhavige schade kan zijn ontstaan.”
2.14.
Cunningham Lindsey heeft eveneens nader gerapporteerd, op 8 februari 2017. Ook Cunningham Lindsey heeft haar eerdere conclusie gehandhaafd, te weten dat de schade geen verband houdt met spuitwerkzaamheden van AB. Bij het aanvullend rapport heeft Cunningham Lindsey een ondertekende schriftelijke verklaring van spuitmachinist [medewerker 1] overgelegd. [medewerker 1] heeft hierin, kort gezegd, verklaard:
  • dat hij op 25 mei 2016 bij [Boomkwekerij I] met de 33-meter een combinatie van Linuron en Dimanin heeft gespoten;
  • dat hij daarna de 33-meter heeft gereinigd, maar vergeten is dat op de werkbon te noteren;
  • dat hij na het spuiten bij [Boomkwekerij I] rechtstreeks met de 33-meter naar [Boomkwekerij II] is gereden;
  • dat hij die dag of op enig ander moment in mei 2016 niet met de 33-meter bij Hoogeveen is geweest;
  • dat hij op 25 mei 2016 wel met de 42-meter bij Hoogeveen is geweest; en
  • dat voorafgaand aan het spuiten bij Hoogeveen met de 42-meter géén Linuron is gespoten.
2.15.
Op 22 november 2017 heeft in de onderhavige procedure een comparitie van partijen bij de kantonrechter plaatsgevonden. Partijen hebben vervolgens in onderling overleg een gezamenlijke opdracht gegeven aan EMN Expertise (‘EMN’) om als deskundige een aantal nadere vragen te beantwoorden, onder meer over de consequentie van de aanwezigheid van een rondpompsysteem in de veldspuit voor het schadebeeld.
2.16.
EMN heeft op 12 november 2018 een definitieve rapportage uitgebracht. In deze rapportage heeft EMN verklaard dat het bij Hoogeveen ontstane schadebeeld typisch is voor veldspuiten zonder rondgaande spuitleidingen en zonder rondpompsysteem, zoals bijvoorbeeld de 33-meter van AB. In antwoord op de vraag van partijen of het schadebeeld bij een machine van AB past, antwoordt EMN dat bij de verdeling van het schadebeeld en de vorm van het schadeoppervlak alléén de 33-meter van AB past. EMN heeft in het rapport verder nog het volgende opgemerkt:
“Op basis van het schadebeeld in combinatie met de resultaten van het residuonderzoek acht ik het zeer waarschijnlijk dat het schadebeeld is veroorzaakt door de werkzame stof linuron.
Het schadebeeld is (..) typisch voor bij gebruik van een veldspuit zonder rondgaande spuitleiding en zonder rondpompsysteem waarbij sprake is van contaminatie van middelen vanuit een voorgaande bespuiting. Deze middelen kunnen bij onvoldoende of onjuist reiniging en/of niet aftappen van de spuitleiding achterblijven. (…)
(…)
Dat dit schadebeeld is veroorzaakt door gebruik van een rugspuit acht ik onwaarschijnlijk.
Hoewel verweerder verklaart dat er vanaf het betonpad met de veldspuit met een werkbreedte van 42 m en niet met die van 33 m is gespoten wil ik nog graag het volgende opmerken. Het schadebeeld is vanaf het betonpad ca. 17,6 meter breed. (…) Het bereik van de veldspuit met een werkbreedte van 33 meter en zonder rondgaande spuitleiding en zonder rondpompsysteem ligt op 15,25 m. De laatste spuitdop aan het eind van de spuitarm zal weliswaar iets verder kunnen spuiten dan de 15,25 m echter ligt de grens van het schadebeeld aanzienlijk verder (2,35 meter).”
2.17.
Naar aanleiding van het rapport van EMN heeft [Expertisebureau X] op 10 januari 2019 nader gerapporteerd. Met betrekking tot het door EMN aangehaalde verschil tussen het bereik van de veldspuit (15,25 meter) en de grens van het schadebeeld (17,6 meter) merkt [Expertisebureau X] het volgende op:
“In haar mail geeft AB (..) notabene zelf aan dat de einddop aan het eind van de spuitarm iets verder kan spuiten. (…) Indien een spuitdop onder hoge druk in plaats van verticaal naar beneden spuit horizontaal gaat spuiten ben je snel een paar meter verder zeker als de spuitdruppel nog wat wind in de rug heeft zoals bij Hoogeveen het geval. Ik ben dit bij het KNMI nog extra nagegaan. Hieruit blijkt dat van een zwaardere windkracht dient te worden uitgegaan dan dat AB (..) wil laten geloven. Zie Bijlage 2 waaruit blijkt dat uitgegaan dient te worden met een windkracht van 3 m/sec (i.p.v. 1,8 m/sec.). Dit komt overeen met windkracht 2, een zwakke wind. Dat is overigens nog niet veel wind. Daarbij wil ik opmerken dat de schadeoppervlakte vlak achter de kas is gelegen waardoor op dat punt zeker een volle wind heeft gestaan ten opzichte van dat de spuitoppervlakte naast de kas zou zijn gelegen. Ook los van de windkracht is het goed mogelijk 2 à 3 meter verder te spuiten dan de lengte van de spuitarm. De verklaring van de bedrijfsleider, de heer [A] , bevestigd dat. (…)”
2.18.
Hoogeveen heeft navraag gedaan bij Bayer Cropscience (hierna: ‘Bayer’) naar aanleiding van de verklaring van AB dat op 25 mei 2016 bij [Boomkwekerij I] met de 33-meter een mix van Linuron en Dimanin is gespoten en de omstandigheid dat GAC bij het residu-onderzoek geen Dimanin heeft aangetroffen. Bayer heeft per e-mail van 15 september 2017 onder meer het volgende aan Hoogeveen bericht:
“Het is blijkbaar nog niet helemaal onder onze vlag uit want er is intern toch nog gekeken naar een mogelijkheid waardoor het(noot rechtbank: Dimanin)
niet meer gevonden is in de analyse.
Hier de reactie:
Van Akzonobel (eigenaar van de data voor Alkyl (C12-16) dimenthylbenzylammoniumchloride) kregen wij het onderstaand antwoord:
De quat is makkelijk biologisch afbreekbaar in water (in lage concentraties) in closed bottle test dit is ook te zien op ons veiligheidsblad. We zijn momenteel bezig met biologisch afbreekbarheidstesten in bodem, die afbraak lijkt in de screening testen ook snel te zijn.
Ik heb ook nog even in het meest recente evaluatieverslag van Dimanin-Algendoder gekeken en vond daarin voor de sectie ‘Milieu’ het volgende:
(…)
Quats zijn “ready biodegradable” vertaald: eenvoudig biologisch afbreekbaar
=> Zonder het op dit moment met cijfers te kunnen zeggen, lijkt het er inderdaad naar dat dit de afwezigheid van Dimanin in de analyse kan verklaren.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
Hoogeveen vordert – samengevat en na wijziging van eis – dat AB bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 25.000,-, te vermeerderen met de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Hoogeveen legt aan de vordering ten grondslag dat de schade aan de planten is veroorzaakt door de spuitwerkzaamheden van AB. Volgens Hoogeveen heeft AB met de gebruikte spuitmachine voorafgaand aan de bespuitingen bij Hoogeveen het middel Linuron gespoten en heeft AB de spuitmachine vervolgens niet (deugdelijk) gereinigd. Daarmee is AB toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met Hoogeveen, aldus Hoogeveen. Hoogeveen vordert vergoeding van de door de tekortkoming geleden schade aan de planten (€ 20.518,- exclusief btw), de betaalde expertisekosten aan [Expertisebureau X] en EMN en de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Hoogeveen heeft de vordering in deze procedure in eerste aanleg om procesmatige redenen onvoorwaardelijk beperkt tot € 25.000,-.
3.3.
AB voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van deze procedure betreft de vraag of de schade aan de planten is veroorzaakt door een tekortkoming van AB. Gelet op de stellingen van partijen, spitst het debat zich meer specifiek toe op de vraag of de schade is veroorzaakt doordat AB op 25 mei 2016 bij het spuiten bij Hoogeveen in plaats van de 42-meter de 33-meter heeft gebruikt en voorafgaand aan het werk deze machine onvoldoende deugdelijk is gereinigd, waardoor restanten Linuron op de planten van Hoogeveen is gespoten. Hoogeveen stelt dat dit de schadeoorzaak moet zijn geweest, gelet op de bevindingen van [Expertisebureau X] en EMN en het ontbreken van een andere mogelijke schadeoorzaak. AB betwist aansprakelijk te zijn.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van de hoofdregel van bewijslastverdeling van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) op Hoogeveen de stelplicht en de bewijslast van de aansprakelijkheid van AB rusten. Dat betekent dat Hoogeveen voldoende gemotiveerd moet stellen en, bij voldoende gemotiveerde betwisting, moet bewijzen dat de schade door een tekortkoming van AB is veroorzaakt.
4.3.
AB heeft betwist dat de schade aan de planten is veroorzaakt door een tekortkoming van AB. AB wijst van de hand dat op 25 mei 2016 de 33-meter bij Hoogeveen is gebruikt. AB voert ter ondersteuning van haar betwisting het volgende aan:
[medewerker 1] heeft op 25 mei 2016 aan de zijde waar de schade is ontstaan bij Hoogeveen spuitwerkzaamheden uitgevoerd. [medewerker 1] heeft verklaard dat hij deze werkzaamheden met de 42-meter heeft uitgevoerd en dat hij niet met de 33-meter bij Hoogeveen is geweest. Dit strookt ook met de vaststaande praktijk, waarin vanaf 2011 niet meer met de 33-meter bij Hoogeveen werd gespoten.
Er is voorafgaand aan het spuiten bij Hoogeveen met de 42-meter op 25 mei 2016 niet met het middel Linuron gespoten. Ook uit het rapport van EMN volgt dat het onwaarschijnlijk is dat de schade is veroorzaakt door de 42-meter, omdat het schadebeeld niet past bij een rondgaande spuitleiding met rondpompsysteem, zoals de 42-meter.
Op 25 mei 2016 is met de 33-meter bij [Boomkwekerij I] met een mix van Linuron en Dimanin gespoten. Als de 33-meter de oorzaak zou zijn geweest van de schade, zou in het residu-onderzoek van GAC ook Dimanin moeten zijn aangetroffen. GAC heeft verschillende werkzame stoffen aangetroffen, maar geen Dimanin.
Het schadebeeld past bovendien niet bij de 33-meter. Uit het rapport van EMN volgt dat de 33-meter een bereikt heeft van 15,25 meter, terwijl de schade tot 17,6 meter in het veld is ontstaan. Er werd bij Hoogeveen op een afstand van 30 tot 50 centimeter boven de planten gespoten. Er stond op 25 mei 2016 een zwakke wind (gemiddelde windkracht van 1,8 m/s). Het is ondenkbaar dat – als de 33-meter bij Hoogeveen zou zijn gebruikt, wat niet zo is – bij deze spuithoogte en deze zwakke wind de spuitvloeistof veel verder zou zijn gekomen dan de werkbreedte van 15,25 meter.
4.4.
Hoogeveen heeft tegenover deze betwisting van AB diverse feiten en omstandigheden gesteld die volgens Hoogeveen aantonen dat de schade is veroorzaakt door een achtergebleven restant van het middel Linuron, dat met de 33-meter door AB op de planten is gespoten. De rechtbank is, wegende wat partijen over en weer naar voren hebben gebracht, van oordeel dat voorshands is bewezen dat het vorenstaande de schadeoorzaak is. Voor dat oordeel is het volgende redengevend.
4.5.
Vaststaat dat enkele dagen na de bespuiting door AB op 25 mei 2016, de eerste schadebeelden aan de planten zichtbaar werden. Hoogeveen heeft, niet weersproken door AB, gesteld dat zij het buitenveld in mei/juni 2016 niet zelf of door een ander dan AB heeft laten bespuiten. Hoogeveen heeft ook onweersproken gesteld dat zij zelf niet over een veldspuit beschikt die de schade kan hebben veroorzaakt.
4.6.
Vaststaat voorts dat op de getroffen planten het middel Linuron is aangetroffen en dat dit middel de oorzaak van de schade aan de planten is. Ook staat vast dat AB op 25 mei 2016 – dezelfde dag als de bespuiting bij Hoogeveen – met de 33-meter bij [Boomkwekerij I] een mix van Linuron en Dimanin heeft gespoten. Verder volgt uit het rapport van EMN dat het ontstane specifieke schadebeeld typerend is voor een bespuiting met een veldspuit zonder rondgaande spuitleiding en zonder rondpompsysteem, zoals de 33-meter, waarbij sprake is van contaminatie van middelen uit een voorgaande bespuiting. Uit het rapport van EMN volgt andersom dat dit specifieke schadebeeld niet kan zijn ontstaan door de 42-meter van AB, omdat deze over een rondpompsysteem beschikt. Indien de 42-meter nog een restant Linuron had bevat, was volgens EMN bij bespuiting van het veld een ander schadebeeld ontstaan. Bovendien is niet gesteld – en evenmin in het onderzoek tot nu toe gebleken – dat op 25 mei 2016 voorafgaand aan het spuiten bij Hoogeveen met de 42-meter Linuron is gespoten, zodat een Linuron-bespuiting met de 42-meter onwaarschijnlijk is als oorzaak van de schade. De onder 4.5. en 4.6. genoemde vaststaande feiten en omstandigheden geven, in onderlinge samenhang bezien, voldoende sterke aanknopingspunten voor het door Hoogeveen geschetste scenario, namelijk dat AB op 25 mei 2016 in plaats van de 42-meter de 33-meter heeft gebruikt, en met de 33-meter een restant Linuron (afkomstig uit een vorige bespuiting) op de planten van Hoogeveen heeft gespoten.
4.7.
Anders dan AB betoogt, acht de rechtbank het op basis van het tussen partijen gevoerde debat ook niet uitgesloten dat de 33-meter de schade heeft veroorzaakt, omdat (i) bij de bespuiting bij [Boomkwekerij I] niet alleen Linuron maar ook Dimanin is gespoten en GAC in het residu-onderzoek geen Dimanin heeft aangetroffen en (ii) het bereik van de 33-meter te klein is in verhouding tot het schadebeeld.
4.8.
Voor het eerste verweer (het ontbreken van Dimanin in de testresultaten), geldt dat
Hoogeveen daarvoor een gemotiveerde verklaring heeft gegeven. Hoogeveen heeft een verklaring van Bayer overgelegd, waarin wordt verklaard dat Dimanin eenvoudig biologisch afbreekbaar is in water en ook in de bodem snel lijkt af te breken. Dit verklaart volgens Hoogeveen waarom in het (22 dagen na het spuiten afgenomen) monster van het beschadigde plantendeel geen sporen van Dimanin meer zijn aangetroffen. Deze verklaring komt de rechtbank voorshands niet onaannemelijk voor. De rechtbank heeft kennis genomen van de verklaring van AB tijdens de comparitie van partijen van 8 oktober 2019 dat AB bij navraag heeft vernomen dat Dimanin pas na meer dan 120 dagen afbreekt, zodat GAC dit middel wel degelijk tussen de testresultaten had moeten aantreffen, als een bespuiting met de 33-meter de oorzaak zou zijn geweest. AB heeft deze stelling over de afbreekduur van Dimanin echter niet met een concrete schriftelijke verklaring van een deskundige onderbouwd, zodat de rechtbank deze stelling (vooralsnog) passeert en haar oordeel dat voorshands bewezen is dat de 33-meter is gebruikt mede baseert op de stelling van Hoogeveen, namelijk dat Dimanin niet is aangetroffen omdat dit al was afgebroken.
4.9.
Evenmin acht de rechtbank de 33-meter voorshands uitgesloten als schadeoorzaak, omdat het schadebeeld tot 17,6 meter diep in het veld ligt, terwijl de 33-meter volgens het rapport van EMN een bereik van 15,25 meter heeft. Daarvoor is van belang dat [Expertisebureau X] heeft verklaard dat het wel degelijk mogelijk is om met deze veldspuit twee à drie meter verder te spuiten dan de lengte van de spuitarm, waarbij [Expertisebureau X] ook als versterkende omstandigheid heeft gewezen op de (zwakke) wind, die op 25 mei 2016 bij Hoogeveen in de rug van de spuitrichting stond, maar volgens [Expertisebureau X] vanwege de aanwezigheid van de kas op het schadeoppervlak als volle wind heeft gefunctioneerd. Hoogeveen heeft in dit verband ook een schriftelijke verklaring van haar bedrijfsleider (de heer [A] , hierna: ‘ [A] ’) overgelegd. [A] heeft verklaard dat aan het eind van de veldspuit een spuitdop zit die een paar meter horizontaal verder kan spuiten. Volgens [A] heeft hij tijdens de beginjaren van de relatie met AB (toen AB nog met de 33-meter spoot) zelf gezien dat op deze wijze alle planten van Hoogeveen konden worden bespoten, ondanks dat de arm van de 33-meter eigenlijk te kort was. De rechtbank is van oordeel dat Hoogeveen met deze verklaringen van [Expertisebureau X] en [A] voldoende heeft gemotiveerd dat het mogelijk is om met de 33-meter planten tot 17,6 meter diep te bespuiten. Weliswaar wordt dit door AB betwist en lijkt ook EMN eraan te twijfelen of met de spuitdop wel 2,5 meter verder kan worden gespoten
(‘De laatste spuitdop aan het eind van de spuitarm zal weliswaar iets verder kunnen spuiten dan de 15,25 m echter ligt de grens van het schadebeeld aanzienlijk verder (2,35 meter.)’, aldus EMN
), maar de rechtbank vindt de betwisting van AB op dit punt (vooralsnog) niet zodanig onderbouwd dat hetgeen Hoogeveen (gemotiveerd) over het verdere bereik van de 33-meter stelt, als onjuist ter zijde moet worden geschoven.
4.10.
Tegenover hetgeen de rechtbank onder 4.5. tot en met 4.8. heeft overwogen, legt de enkele onderhandse, niet onder ede afgelegde verklaring van de betrokken machinist [medewerker 1] dat hij op 25 mei 2016 het buitenveld met de 42-meter heeft bespoten en dat hij de 33-meter heeft schoongemaakt na het spuiten met de Linuron, onvoldoende gewicht in de schaal. Weliswaar heeft ook de bedrijfsleider van AB, de heer [B] , nog verklaard dat AB op 25 mei 2016 het buitenveld met de 42-meter heeft bespoten, maar tijdens de comparitie van partijen heeft hij tevens verklaard dat hij dit niet zelf heeft waargenomen, maar dat hij deze verklaring baseert op de omstandigheid dat na 2011 het buitenveld niet meer met de 33-meter werd bespoten. Zijn verklaring is derhalve gebaseerd op een aanname en niet op een eigen waarneming en wordt daarom niet meegewogen.
4.11.
Nu de rechtbank voorshands bewezen acht dat de schade is veroorzaakt door een tekortkoming van AB, inhoudende dat AB op 25 mei 2016 het veld van Hoogeveen heeft bespoten met de 33-meter, terwijl deze spuitmachine onvoldoende deugdelijk was gereinigd en daardoor nog een restant Linuron is meegespoten, zal zij AB toelaten tot het leveren van tegenbewijs hiertegen. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij na het onder ede horen van [medewerker 1] , mogelijk een andere waarde aan zijn verklaring zal hechten.
Ook merkt de rechtbank voor de goede orde op dat voor het slagen van dit tegenbewijs voldoende is dat het door de rechtbank aangenomen vermoeden dat de schade is veroorzaakt door een achtergebleven restant van het middel Linuron, dat met de 33-meter door AB op de planten is gespoten, wordt ontzenuwd, zodat dus niet nodig is dat het tegendeel wordt bewezen.
4.12.
De rechtbank overweegt reeds nu dat indien AB
nietin het te leveren tegenbewijs slaagt, dit tot de slotsom leidt dat AB de door Hoogeveen geleden schade aan de planten ter hoogte van € 20.518,- dient te vergoeden. De omvang van de schade staat als onvoldoende weersproken vast. Immers, Hoogeveen heeft de schadeomvang met het rapport van [Expertisebureau X] voldoende onderbouwd en AB heeft vervolgens in de conclusie van antwoord geen gemotiveerd verweer tegen de schadebegroting gevoerd. De stelling in de conclusie van antwoord dat de gestelde schade ‘vooralsnog wordt betwist’, is onvoldoende. Anders dan door AB is verzocht, zal AB niet meer in de gelegenheid worden gesteld om alsnog haar expert naar de schadebegroting te laten kijken. Een verweer op dat punt had AB in de conclusie van antwoord moeten voeren.
4.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
laat AB toe tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen stelling dat de schade aan de planten is veroorzaakt doordat AB op 25 mei 2016 het buitenveld van Hoogeveen heeft bespoten met de 33-meter, terwijl deze spuitmachine onvoldoende deugdelijk was gereinigd en daardoor nog een restant Linuron in de spuitmachine was achtergebleven;
5.2.
bepaalt dat, indien AB het tegenbewijs door middel van
getuigenwil leveren, deze zullen worden gehoord door mr. A.C. Bordes op een door haar te bepalen dag en uur in een van de zalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag;
5.3.
bepaalt dat de advocaat van AB
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis (
op de rol van 13 november 2019) schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de griffie van de sector civiel - opgave zullen doen van de verhinderdata van alle betrokkenen voor een periode van
vier maanden na heden, waarna dag en uur voor de verhoren zal worden bepaald;
5.4.
bepaalt dat
alle partijen– indien zij dat wensen – uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.5.
bepaalt dat, indien AB het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van
bewijsstukkenen / of door een ander bewijsmiddel, AB dit
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis
(op de rol van 13 november 2019)schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de griffie van de sector civiel - en aan de wederpartij moet opgeven; indien AB het bewijs door overlegging van bewijsstukken wil leveren, zal een datum voor het nemen van een akte worden bepaald, eerst aan de zijde van AB, vervolgens een antwoordakte aan de zijde van Hoogeveen;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2019. [1]

Voetnoten

1.type: 2431