Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] ,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2019.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de tijdige indiening van een bezwaarschrift. Eiseres, een Indonesische vrouw, had op 6 april 2018 een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, welke op 11 oktober 2018 werd afgewezen. Het bezwaar dat zij indiende op 9 november 2018 werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van vier weken was ingediend. Eiseres stelde dat haar bezwaarschrift tijdig was, omdat het op 9 november ter post was bezorgd en volgens artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bezwaarschrift tijdig is indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn door het bestuursorgaan is ontvangen.
De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn op 12 oktober 2018 begon en eindigde op 9 november 2018. Eiseres had haar bezwaarschrift uiterlijk op 8 november 2018 ter post moeten bezorgen om het tijdig te laten zijn. De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift op 9 november 2018 ter post was bezorgd, wat betekende dat het bezwaar een dag te laat was ingediend. De rechtbank verwierp ook het beroep van eiseres op een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, omdat deze niet van toepassing was op de situatie van eiseres.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.