In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Nigeriaanse vrouw, die zwanger is en twee kleine kinderen heeft. De vrouw had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, omdat haar asielaanvraag niet in behandeling was genomen op grond van de Dublinverordening, waarbij Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van haar aanvraag. De vrouw verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen om te voorkomen dat zij en haar kinderen aan Italië zouden worden overgedragen, zolang er geen uitspraak was gedaan op haar beroep.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw en haar kinderen als 'bijzonder kwetsbare' asielzoekers moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld in het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Tarakhel. De rechter heeft overwogen dat er medische complicaties zijn bij de zwangerschap van de vrouw en dat de uitgerekende bevallingsdatum op 18 december 2019 ligt. Gezien de recente uitspraken van het EHRM over de overdracht van kwetsbare vreemdelingen aan Italië, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het niet kan worden uitgesloten dat de staatssecretaris individuele garanties moet vragen aan Italië met betrekking tot opvang en andere voorzieningen voor de vrouw en haar gezin.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de vrouw en haar kinderen niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, vastgesteld op € 1.024. Deze uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.