ECLI:NL:RBDHA:2019:11562

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
1 november 2019
Zaaknummer
AWB 19/7835
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweigering tot Nederland van een Colombiaanse nationaliteit met verzoek om voorlopige voorziening

Op 15 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een Colombiaanse verzoekster. De verzoekster had op 14 oktober 2019 administratief beroep ingesteld tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar toegang tot Nederland te verlenen, welke weigering op 13 oktober 2019 was gedaan. De verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet en alsnog toegang tot Nederland zou krijgen. Vanwege de urgentie van de zaak werd er geen zitting gehouden.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster op 13 oktober 2019 vanuit Colombia op luchthaven Schiphol is aangekomen, maar dat haar toegang tot Nederland is geweigerd op basis van de Schengengrenscode. De staatssecretaris stelde dat de verzoekster niet beschikte over de juiste documentatie die het doel en de omstandigheden van haar verblijf in Nederland aantoont. De voorzieningenrechter heeft de verklaringen van de verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat deze tegenstrijdig en bevreemdend waren. De verzoekster had aanvankelijk verklaard geen kennissen in Europa te hebben, maar later beweerde zij dat zij een vriend met een Spaanse verblijfsvergunning had.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoekster niet voldoende had aangetoond dat haar administratief beroep een redelijke kans van slagen had. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. W.H. Mentink. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 19/7835
uitspraak van de voorzieningenrechter in vreemdelingenzaken van 15 oktober 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam] , verzoekster,
gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
gemachtigde: mr. R. Jonkman.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 14 oktober 2019 administratief beroep ingesteld tegen de toegangsweigering tot Nederland van 13 oktober 2019. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat zij niet wordt uitgezet en dat haar alsnog de toegang wordt verleend.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Verzoekster is geboren op [geboortedatum] en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Op 13 oktober 2019 is zij vanuit Colombia aangekomen op luchthaven Schiphol. Verweerder heeft verzoekster de toegang tot Nederland geweigerd op grond van artikel 14, gelezen in samenhang met artikel 6, van de Schengengrenscode. Voor verzoekster is een vlucht geboekt naar Bogota die zal vertrekken op 16 oktober 2019 om 9:50 uur (KL 741).
2. Verweerder heeft zich bij de toegangsweigering op het standpunt gesteld dat verzoekster niet in bezit is van passende documentatie waaruit het doel en de omstandigheden van haar verblijf blijkt.
3. Op wat verzoekster hiertegen heeft ingebracht, wordt hierna ingegaan.
4. De voorzieningenrechter dient te beoordelen of het administratief beroep een redelijke kans van slagen heeft.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat verzoekster het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden niet heeft aangetoond. Verweerder heeft daarbij terecht gewezen op de verklaringen van verzoekster ten overstaan van de KMar [1] , waaruit blijkt dat zij in eerste instantie heeft verklaard dat zij geen kennissen en vrienden in Europa heeft. Deze verklaring is tegenstrijdig met de latere uitleg van verzoekster, waarin zij stelt dat zij een vriend heeft met een Spaanse verblijfsvergunning. Verzoekster heeft deze uitleg pas gegeven nadat zij werd geconfronteerd met de verklaring van deze vriend dat hij samen met haar naar Europa was gereisd. Dat deze vriend de Dominicaanse nationaliteit heeft doet niet aan dit oordeel af.
6. Verweerder heeft verder mogen tegenwerpen dat verzoekster bevreemdend en tegenstrijdig heeft verklaard over haar geboekte accommodatie en vakantieplannen. Verzoekster was immers niet op de hoogte waar haar accommodatie zich bevindt, en anders dan verzoekster verklaarde, is de reservering niet met behulp van een reisbureau gemaakt. Dat verzoekster een reservering heeft gemaakt bij een ‘bed & breakfast’ kan niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter afdoen, verzoekster heeft voor deze reservering immers nog niet betaald.
Verweerder heeft het ook bevreemdend mogen achten dat verzoekster spontaan naar Nederland op vakantie gaat, terwijl zij een maandinkomen heeft van € 316,-. Daar komt bij dat verzoekster niet concreet heeft kunnen aangeven welke plaatsen zij in Nederland wil bezoeken.
7. Gelet op het voorgaande heeft het administratief beroep tegen de toegangsweigering geen redelijke kans van slagen. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier. De griffier heeft de beslissing op 15 oktober 2019 om 10:58 uur telefonisch bekend gemaakt aan de gemachtigde van verweerder en om 10:59 uur aan de gemachtigde van verzoekster.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Koninklijke Marechaussee