Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
[verzoeker],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever, een besloten vennootschap, en een werknemer, [verweerder]. De werkgever verzocht om ontbinding op bedrijfseconomische gronden, omdat de financiële situatie van het bedrijf verslechterd was door dalende omzetten en negatieve bedrijfsresultaten. De werknemer, die sinds 1 mei 2018 als manager exportbevordering in dienst was, voerde aan dat zijn ontslag niet doelmatig was en dat de werkgever de financiële problemen had kunnen voorzien. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever in redelijkheid tot het ontslag van de werknemer had kunnen besluiten, gezien de verslechterde financiële situatie en de noodzaak om kosten te besparen. De rechter concludeerde dat het verval van de functie van de werknemer het gevolg was van bedrijfseconomische omstandigheden en dat er geen wettelijke opzegverboden van toepassing waren. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 december 2019, met compensatie van de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.