ECLI:NL:RBDHA:2019:11775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
NL19/21608
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige verklaringen over geaardheid en problemen met Poro-genootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser uit Sierra Leone. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld en geconcludeerd dat de verklaringen van de eiser over zijn homoseksuele geaardheid en de problemen die hij zou hebben ondervonden als gevolg daarvan ongeloofwaardig zijn. De eiser had gesteld dat hij na het overlijden van zijn vader gedwongen werd toe te treden tot het Poro-genootschap, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen over deze gebeurtenissen niet consistent waren en niet ondersteund door voldoende bewijs. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke beleving van zijn geaardheid en dat zijn verklaringen over zijn ervaringen met discriminatie en geweld niet geloofwaardig waren. De rechtbank heeft de staatssecretaris in het gelijk gesteld en het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en geloofwaardige verklaringen in asielprocedures, vooral wanneer seksuele geaardheid als asielmotief wordt ingeroepen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.21608

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.P.C. van der Weijden).

ProcesverloopBij besluit van 6 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.21609, plaatsgevonden op 10 oktober 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Madu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1995 en heeft de Sierra Leoonse nationaliteit. Op
8 november 2018 heeft eiser zijn asielaanvraag ingediend en daaraan – samengevat weergegeven – ten grondslag gelegd dat hij na het overlijden van zijn vader geacht werd toe te treden tot het Poro-genootschap. Eiser weigerde dit en is vervolgens ontvoerd en mishandeld door het genootschap. Na zijn ontsnapping heeft eiser met hulp van twee priesters het land verlaten. Ter onderbouwing van zijn identiteit en relaas heeft eiser een geboorteakte, een schoolrapport, een krantenartikel van de krant ‘New Vision’ van
16 november 2018, een opsporingsbericht, een artikel van de website “Night Watch” van 7 maart 2019 en een medisch rapport van eisers vader overgelegd.
2. Bij de zienswijze van 25 maart 2019, in reactie op een voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond van 22 maart 2019, heeft eiser vervolgens kenbaar gemaakt een homoseksuele geaardheid te hebben en daardoor in Sierre Leone problemen te hebben ondervonden. Zo zou eiser in 2013 door dorpsgenoten zijn betrapt terwijl hij seks had met een jongen genaamd [A] , waarop zij beiden naar het stamhoofd werden gebracht. Naar aanleiding hiervan heeft een aanvullend gehoor plaatsgevonden om eiser de gelegenheid te bieden zijn nieuwe asielmotief nader toe te lichten. Vervolgens zijn een nieuw voornemen (onder intrekking van voornoemd voornemen) en een beschikking uitgebracht.
3. Verweerder heeft de aanvraag op grond van artikel 31 Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond en daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
- eisers homoseksuele geaardheid;
- de problemen ten gevolge van eisers homoseksuele geaardheid;
- de problemen met het Poro genootschap.
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De overige elementen zijn door verweerder ongeloofwaardig geacht. Eiser is er naar de mening van verweerder niet in geslaagd zijn geaardheid met authentieke verklaringen over zijn ervaringen en persoonlijke beleving aannemelijk te maken en bovendien doet het moment waarop en de omstandigheden waaronder eiser voor het eerst dit asielmotief naar voren heeft gebracht afbreuk aan de geloofwaardigheid daarvan. De gestelde problemen ten gevolge van eisers geaardheid zijn niet alleen ongeloofwaardig omdat de geaardheid zelf ongeloofwaardig is geacht, maar ook op zichzelf staand onvoldoende overtuigend om geloofwaardig te kunnen zijn. De problemen met het Poro-genootschap zijn eveneens door verweerder ongeloofwaardig geacht, mede gelet op de Eurodacresultaten en de registratiedata in Italië.
Eiser kan dan ook niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) en heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiser kan zich met deze beslissing niet verenigen en stelt zich – samengevat weergegeven – op het standpunt dat het bestreden besluit op onjuiste gronden tot stand is gekomen en in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. De verklaringen omtrent de realisatie en acceptatie van eisers geaardheid en zijn gedachten en gevoelens daarover, de verklaringen over het uiten van de geaardheid en het aangaan van de relatie met [A] zijn ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Bovendien is het relaas niet conform Werkinstructie 2018/9 beoordeeld en is ten onrechte tegengeworpen dat eiser onvoldoende blijk van dieperliggende gevoelens heeft gegeven, nu daar geen vragen over zijn gesteld. Verweerder heeft ten onrechte geen rekening gehouden met eisers persoonlijke omstandigheden, het feit dat hij afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit taboe is en hij uit schaamte niet eerder over zijn geaardheid heeft durven verklaren. Ook is geen rekening gehouden met het feit dat eiser in Nederland het slachtoffer van mensenhandel is geworden en daardoor moeite had de Nederlandse hoorambtenaar te vertrouwen en vrij te verklaren. De keuze voor de tolk valt eiser bovendien niet te verwijten en mag hem niet worden tegenworpen; eiser vertrouwde aanvankelijk niet op het woord van de gehoorambtenaar en heeft pas na toelichting van zijn gemachtigde om dezelfde tolk gevraagd. Bij aanvullende gronden van beroep heeft eiser foto’s en Whatsappberichten ter onderbouwing van zijn geaardheid overgelegd.
Eiser verwijst voorts naar het arrest A, B, C van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 2 december 2014 (ECLI:EU:C:2014:2406) en stelt dat verklaringen omtrent de seksuele geaardheid niet ongeloofwaardig mogen worden geacht enkel omdat ze niet direct zijn aangevoerd.
Verweerder heeft bovendien miskend dat het relaas tweeledig is. Naast eisers homoseksualiteit werd hij door zijn omgeving als vrouw gezien met als gevolg daarvan zodanige discriminatie dat zijn leven in het land van herkomst onhoudbaar werd. Verweerder heeft dat laatste ten onrechte niet als relevant element aangemerkt en beoordeeld.
Het ongeloofwaardig achten van de problemen voortvloeiend uit eisers seksuele geaardheid zoals de betrapping en gedwongen uithuwelijking is niet deugdelijk gemotiveerd en eisers verklaringen zijn onjuist geïnterpreteerd. Verweerder kan niet stellen dat nu eisers geaardheid en de gestelde seksuele handelingen ongeloofwaardig zijn geacht, ook niet geloofwaardig is dat eiser is betrapt en als gevolg daarvan gedwongen moest trouwen. Wederom heeft verweerder geen rekening gehouden met eisers culturele achtergrond nu zijn verklaringen op dat punt niet kenbaar bij het voornemen en het bestreden besluit zijn betrokken.
Ten aanzien van de problemen met het Poro-genootschap stelt eiser dat deze gebeurtenissen wel degelijk hebben plaats gevonden en verweerder ten onrechte is uitgegaan van de registratiegegevens in Italië zonder dat onderzoek is gedaan naar hoe de registratie van gegevens tot stand is gekomen. Bovendien is bekend dat het registratieproces in Italië niet zorgvuldig is en wijst eiser in dat kader op het Country Report van AIDA d.d. 28 februari 2017, pagina’s 20 en 21. Eiser heeft een echt bevonden geboorteakte overgelegd, die is opgesteld op 5 februari 2018. De akte heeft eiser aangevraagd omdat hij deze nodig had om een stempas te verkrijgen voor de verkiezingen in Sierra Leone in maart 2018. Gelet hierop is aannemelijk dat eiser op 5 februari 2018 nog in zijn land van herkomst was en dus niet al in januari 2018 in Italië is aangekomen, zoals uit Eurodac zou blijken.
Tot slot is eiser van mening dat verweerder ontoereikend heeft gemotiveerd waarom artikel 30b, eerste lid, onder e van de Vw 2000 van toepassing is, nu verweerder nergens heeft vermeld welke informatie over het land van herkomst is geverifieerd en welke verklaringen van eiser daarmee in strijd zouden zijn. De asielaanvraag is daarom ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser verzoekt het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en verweerder te veroordelen in de proceskosten.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien:
e. de vreemdeling kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1
Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder Werkinstructie 2018/9. Bij de toetsing van het relaas is sprake van een individuele beoordeling, waarbij de persoonlijke beleving van de vreemdeling en de betekenis die die gebeurtenissen voor de vreemdeling hebben gehad, centraal staan. Het is aan de vreemdeling om zijn gestelde seksuele gerichtheid nader te onderbouwen, maar verweerder biedt aan de vreemdeling uitgebreid de gelegenheid te verklaren. In het kader van het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de gestelde gerichtheid, worden onder andere vragen worden gesteld over het privéleven van de vreemdeling (daaronder begrepen de eigen ervaringen van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid), huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van LHBT organisaties in het land van herkomst, contact met anderen met een LHBT geaardheid in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en de mate van discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen ligt het zwaartepunt bij de antwoorden over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemene beeld passen. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder eisers asielaanvraag niet conform WI 2018/9 heeft beoordeeld. Voor zover eiser anders heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat eiser zijn standpunt niet nader heeft onderbouwd en dit dus niet tot een ander oordeel kan leiden.
7.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte eisers verklaringen over zijn gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig geacht. Daartoe is van belang dat eiser geen inzicht heeft geboden in het denkproces dat heeft geleid tot de realisatie van zijn homoseksuele geaardheid en hij hier summier en oppervlakkig over heeft verklaard. Zo zien eisers verklaringen voornamelijk op lustgevoelens voor mannen en/of het mannelijk lichaam en geven geen of weinig blijk van dieperliggende gevoelens. Dat tijdens de gehoren niet is doorgevraagd naar dieperliggende gevoelens, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft eiser voldoende gelegenheid geboden om over zijn gevoelens te verklaren. Eiser heeft voorts niet inzichtelijk weten te maken hoe hij tot acceptatie van zijn geaardheid is gekomen en waarom hij zijn geaardheid nu als normaal beschouwt. Verweerder mag van eiser niet verwachten dat sprake is geweest van een interne worsteling voorafgaand aan de acceptatie van eisers geaardheid, maar een bepaalde mate van reflectie en inzicht in eisers gedachtenproces acht de rechtbank conform WI 2018/9 niet onredelijk. Eiser is immers afkomstig uit een land waar homoseksualiteit door de maatschappij niet wordt geaccepteerd. Van eiser mag daarom worden verwacht dat hij toelicht hoe hij tot acceptatie is gekomen, zeker gelet op het feit dat eiser blijkens zijn verklaringen in een eerder stadium heeft gebeden tot God om zijn gevoelens voor jongens te laten verdwijnen. Dat eiser heeft verklaard homoseksualiteit normaal te vinden, heeft verweerder gelet op eisers eerdere verklaringen en de houding van de Sierra Leoonse maatschappij ten opzichte van homoseksuelen onvoldoende kunnen achten. Terecht heeft verweerder voorts overwogen dat het feit dat eiser zijn gevoelens niet nader kan omschrijven, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen.
Eisers verklaringen over zijn contacten met [A] heeft verweerder voorts bevreemdingwekkend en onnavolgbaar kunnen achten. Daarbij is van belang dat volgens eisers verklaringen [A] tijdens het eerste gesprek over eisers homoseksualiteit boos werd, tijdens het tweede gesprek aangaf het raar te vinden en eiser heeft verzocht niet meer over dit onderwerp te spreken, waarop eiser als reactie gaf als het zover komt als vrijen of gemeenschap dan zou dat niet thuis plaatsvinden maar op een afgelegen plek. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien dat eiser na deze afwijzende reacties van [A] het initiatief neemt tot het bespreken van een locatie voor seksuele handelingen. Eiser heeft geen verklaring geboden voor deze bevreemdingwekkende gang van zaken. Ook heeft verweerder eiser niet kunnen volgen in zijn verklaringen dat eiser een relatie met [A] heeft gekregen, waarbij zij seksuele handelingen hebben verricht. Eiser heeft immers meerdere keren verklaard dat [A] tegen hem heeft gezegd dat hij op meisjes valt en niet op jongens. Niet valt in te zien dat [A] desondanks op eiser is gevallen. Eisers verklaring dat [A] hem in zijn seksuele geaardheid heeft geaccepteerd maakt evenmin dat er tussen hen een seksuele relatie zou zijn ontstaan. Dat eiser in de correcties en aanvullingen op het aanvullend gehoor verklaart dat [A] ook op mannen valt en dat [A] heeft niet tegen hem heeft gezegd dat hij geen gevoelens had voor jongens, maar wel voor meisjes, maar dat hij heeft gezegd dat hij naar de buitenwereld deed alsof hij op meisjes viel, heeft verweerder terecht niet gevolgd nu deze verklaring haaks staat op de verklaringen van eiser tijdens het aanvullend gehoor en eiser geen plausibele verklaring heeft gegeven voor deze wijziging. Bovendien vallen eisers verklaringen dat [A] zijn beste vriend was en zij een relatie met elkaar hadden niet te rijmen met het feit dat eiser [A] niet genoeg vertrouwt om zijn verblijfplaats in Nederland kenbaar te maken. Ook voor dit feit heeft eiser geen verklaring geboden.
Eisers standpunt dat geen rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder gevoelens van schaamte en het feit dat eiser in Nederland het slachtoffer van mensenhandel is geworden, leidt niet tot een ander oordeel nu dit standpunt niet nader is onderbouwd. Het onderzoek naar eisers aangifte van mensenhandel is door de officier van justitie voortijdig beëindigd. Uit het voornemen noch uit het bestreden besluit is de rechtbank gebleken dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers persoonlijke omstandigheden. Bovendien is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het feit dat eiser het moeilijk vindt over zijn gevoelens te praten, niets afdoet aan het feit dat het nog altijd aan eiser is zijn verklaringen aannemelijk te maken. Een asielgehoor is naar zijn aard een gesprek waarbij eiser openheid van zaken dient te geven over zijn persoonlijke omstandigheden en de redenen waarom hij zijn land van herkomst heeft verlaten. Eiser is bij aanvang van alle gehoren gewezen op het vertrouwelijk karakter van het gehoor, het feit dat hij in vrijheid kan spreken en de onafhankelijkheid van de aldaar aanwezige tolk. Uit het nader gehoor noch uit het aanvullend gehoor is gebleken dat eiser de hoorambtenaar heeft gewantrouwd of zich beperkt heeft gevoeld in zijn mogelijkheid vrij te verklaren.
Verweerder heeft voorts mogen stellen dat het feit dat eiser zijn geaardheid niet bij het nader gehoor maar pas bij zienswijze kenbaar heeft gemaakt, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen. Eisers beroep op het arrest A, B, C van het Hof van Justitie van de EU kan hem niet baten, nu verweerder de aanvraag niet enkel heeft afgewezen vanwege het later in de procedure kenbaar maken van het asielmotief.
Dat het hebben van vrouwelijke kenmerken heeft geleid tot discriminatie en dit ten onrechte door verweerder niet als relevant element is aangemerkt, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft er in het bestreden besluit terecht op gewezen dat eiser op geen enkel moment tijdens de procedure te kennen heeft gegeven dat zijn leven als gevolg van discriminatie onhoudbaar is geworden en dit een reden voor zijn vertrek heeft gevormd.
7.3
Voor zover eiser heeft gesteld dat het bestreden besluit ten aanzien van het ongeloofwaardig achten van de problemen vanwege eisers seksuele geaardheid een deugdelijke motivering ontbeert, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft weliswaar overwogen dat de gestelde problemen ongeloofwaardig zijn geacht nu de geaardheid in de eerste plaats niet geloofwaardig is bevonden, maar verweerder heeft desondanks ook eisers verklaringen over zijn gestelde problemen inhoudelijk beoordeeld. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom de problemen ongeloofwaardig zijn geacht, mede gelet op het feit dat eisers verklaringen omtrent de betrapping, vrijlating en gedwongen uithuwelijking bevreemdend, niet consistent en ongerijmd zijn.
7.4
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder de gestelde problemen met het Poro-genootschap niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Daartoe is van belang dat eiser bewust onjuist over de reden van zijn gevangenschap door het Poro-genootschap heeft verklaard, nu hij tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij gevangen werd genomen omdat hij weigerde zijn vader als lid van het genootschap op te volgen, terwijl hij in het aanvullend gehoor heeft verklaard dat hij moest toetreden tot het genootschap omdat zijn oom hem wilde transformeren tot een ‘echte man’ en eiser om die reden gevangen is genomen. Deze verklaringen zijn voorts niet gecorrigeerd of ingetrokken zodat verweerder de tegenstrijdigheid heeft kunnen tegenwerpen. Verweerder heeft bovendien niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser heeft verklaard dat de gebeurtenissen met de Poro-genootschap in de loop van 2018 hebben plaatsgevonden, terwijl uit Eurodac is gebleken dat eiser op 18 januari 2018 in [plaats] , Italië is geregistreerd vanwege een illegale inreis en vervolgens op 30 januari 2018 een asielaanvraag heeft ingediend in [plaats] , Italië, hetgeen sterk afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen.
Dat eiser heeft aangevoerd dat niet van de juistheid van het registratieproces in Italië kan worden uitgegaan, leidt niet tot een ander oordeel nu eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Terecht is overwogen dat ten aanzien van Italië mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en er aldus op kan worden vertrouwd dat Italië zich aan Europese regelgeving omtrent registratie van vreemdelingen houdt. Ook heeft verweerder er terecht op gewezen dat het Country rapport van AIDA waar eiser naar verwijst, ziet op onzorgvuldige registratie van persoonsgegevens, terwijl in geschil is op welke datum eiser is geregistreerd, niet onder welke persoonsgegevens hij is geregistreerd. Bovendien acht de rechtbank van belang dat verweerder er onder verwijzing naar het Ambtsbericht Sierra Leone van 17 mei 2011 op heeft gewezen dat een geboorteakte ook kan worden aangevraagd door iemand anders dan de persoon in kwestie en aldus aan de hand van de afgiftedatum van eisers geboorteakte niet geconcludeerd kan worden dat eiser zich ten tijde van de afgifte nog in Sierra Leone bevond en de Eurodac resultaten onjuist zijn.
8. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank tot slot terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen zoals bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000. Verweerder heeft er in het bestreden besluit onder verwijzing naar paragraaf C2/7.5 van de Vreemdelingencirculaire terecht op gewezen dat het geen vereiste is dat de kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst. Van een motiveringsgebrek is geen sprake.
9. Al hetgeen verder is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon - Overdijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.