Uitspraak
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/522638 / HA ZA 16-1338
Vonnis van 13 februari 2019
in de zaak van
1.[A] te [plaats 1] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van
[eiseres sub 1],
[eiseres sub 1],
2.
[B]te [plaats 1] ,
[B]te [plaats 1] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van
[eiseres sub 2],
[eiseres sub 2],
3.
[C]te [plaats 2] ,
[C]te [plaats 2] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van
[eiser sub 3],
[eiser sub 3],
eisers,
advocaat: mr. H.F.M. Struycken te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. I.C. Engels te Den Haag.
Eisers zullen hierna afzonderlijk [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] en gezamenlijk eisers genoemd worden. Gedaagde zal de Staat genoemd worden.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 november 2017 met daarin een bewijsopdracht aan eisers;
- de akte opgave getuigen aan de zijde van eisers;
- een proces-verbaal van de enquête aan de zijde van eisers van 8 februari 2018;
- een proces-verbaal van de contra-enquête aan de zijde van de Staat van 9 juni 2018;
- een conclusie na enquête aan de zijde van eisers; en
- een antwoordconclusie na enquête aan de zijde van de Staat.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De verdere beoordeling
Inleiding
2.1.
Bij tussenvonnis van 29 november 2017 heeft de rechtbank eisers opgedragen bewijs te leveren van de stelling dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zich niet op enige wijze fysiek hebben verzet tegen de buitengebruikstelling van het voertuig en hun aanhouding.
2.2.
Ter uitvoering van de bewijsopdracht hebben eisers [eiser sub 3] , [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] als getuigen laten horen. De Staat heeft in contra-enquête de agenten die bij de aanhouding betrokken geweest zijn, [X] (hierna: [X] ) en [Y] (hierna: [Y] ), als getuigen laten horen. Beide partijen hebben zich vervolgens in een (antwoord)conclusie uitgelaten over de getuigenverklaringen.
2.3.
De rechtbank overweegt dat de vorderingen van eisers tot een verklaring voor recht dat onrechtmatig gehandeld is en een vergoeding van de schade die daarvan het gevolg is, moet worden beschouwd als een subjectieve cumulatie van zelfstandige rechtsvorderingen van ieder van de individuele eisers. Dit betekent dat, anders dan de Staat meent, de verklaringen van [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] in de zaak van [eiseres sub 1] en de verklaringen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] in de zaak van [eiseres sub 2] niet als verklaringen van een partijgetuige als bedoeld in artikel 164 lid 2 Wetboek van Rechtsvordering (Rv) moet worden aangemerkt, maar als ‘gewone’ getuigenverklaring. De verklaringen van [eiseres sub 1] respectievelijk [eiseres sub 2] ten aanzien van hun eigen handelen moet wél als partijgetuigenverklaring worden beschouwd.
2.4.
De rechtbank zal eerst het bewijs ten aanzien van [eiseres sub 1] beoordelen en vervolgens het bewijs ten aanzien van [eiser sub 3] .
[eiseres sub 1]
2.5.
heeft over haar eigen handelen in het getuigenverhoor in onderhavige civiele procedure verklaard dat op het moment dat een agent om de sleutel vroeg, zij gezegd heeft dat zij die niet heeft, waarna zij haar beide handen in de lucht gestoken heeft. In haar linkerhand hield zij op dat moment haar telefoon vast die vervolgens uit haar handen getrokken werd door een agent toen [eiseres sub 1] de telefoon in de richting van haar oor bracht. Vervolgens lag er een agent op haar schoot om de sleutels uit het contact te trekken. [eiseres sub 1] heeft verklaard dat zij toen met beide handen een duwende beweging naar voren heeft gemaakt. Deze beweging heeft zij tijdens het getuigenverhoor ook gedemonstreerd. [eiseres sub 1] raakte de agent, die min of meer met zijn rug naar haar toe lag, ter hoogte van zijn linkerarm. Toen heeft zij ook gezegd: “
ga weg, wat doe je?!”. [eiseres sub 1] wilde dat de agent omhoog zou gaan en zou opstaan. Nadat [eiseres sub 1] de agent geduwd heeft, stond deze niet direct op. [eiseres sub 1] kon zich op dat moment niet bewegen. Hierna werd zij uit de auto getrokken en geboeid. [eiseres sub 1] heeft geen andere bewegingen gemaakt dan de beweging waarover zij verklaard heeft.
ga weg, wat doe je?!”. [eiseres sub 1] wilde dat de agent omhoog zou gaan en zou opstaan. Nadat [eiseres sub 1] de agent geduwd heeft, stond deze niet direct op. [eiseres sub 1] kon zich op dat moment niet bewegen. Hierna werd zij uit de auto getrokken en geboeid. [eiseres sub 1] heeft geen andere bewegingen gemaakt dan de beweging waarover zij verklaard heeft.
2.6.
[eiser sub 3] heeft over het handelen van [eiseres sub 1] het volgende verklaard. Nadat hij van een agent te horen gekregen heeft dat hij gesignaleerd stond en moest uitstappen, is [eiser sub 3] aangehouden en twee á drie meter van de auto in de boeien geslagen. Vervolgens wilde een agent hem in de politieauto plaatsen. [eiser sub 3] stond op dat moment tussen de auto van [eiseres sub 1] en de politieauto in. [eiser sub 3] heeft verklaard dat hij met zijn rug naar de auto van [eiseres sub 1] stond. Vervolgens hoorde [eiser sub 3] rumoer, waarop [eiser sub 3] zijn lichaam in de richting van de auto heeft gedraaid om te kunnen zien wat er gebeurde. Hij zag toen dat de bestuurdersdeur open stond, dat er een woordenwisseling was en dat agenten aan [eiseres sub 1] aan het trekken waren. [eiser sub 3] heeft niet kunnen zien wat [eiseres sub 1] in de auto heeft gedaan. [eiser sub 3] heeft niet gezien dat [eiseres sub 1] verzet gepleegd heeft tegen de aanhouding.
2.7.
[eiseres sub 2] heeft verklaard dat zij op de achterbank zat ter hoogte van de bijrijdersstoel, dat een agent in de auto kwam om de sleutels te pakken en dat deze agent op de schoot van [eiseres sub 1] lag. Verder heeft [eiseres sub 2] verklaard dat [eiseres sub 1] niets gedaan heeft in de richting van de agent.
2.8.
Ten slotte hebben [X] en [Y] verklaard dat zij geen actieve herinneringen aan de aanhouding van [eiseres sub 1] hebben en zij verwijzen naar het indertijd door hen opgestelde proces-verbaal van bevindingen. Tijdens het getuigenverhoor hebben zij verklaard dat dit proces-verbaal een getrouwe weergave is van hetgeen heeft plaatsgevonden. Het proces-verbaal, dat ook onder 2.6 van het tussenvonnis is aangehaald, heeft de volgende inhoud:
“
[eiseres sub 1]
[eiseres sub 1]
Wij, verbalisanten, hoorde dat de bijrijdster, zei: “Jullie nemen de auto niet mee.” Zij bleek later te zijn:
** [eiseres sub 1] , [voornaam eiseres sub 1] geboren op [geboortedatum 1] te [...] **
Wij, verbalisanten, zagen dat [eiseres sub 1] op de bestuurdersstoel plaats nam. Ik, verbalisant [X] , legde op rustige tonatie uit wat de procedure inhield en dat wij de auto buiten gebruik moesten stellen. Hierop hoorden wij, verbalisanten, [eiseres sub 1] zeggen: “Jullie krijgen de auto niet mee.” Hierop vorderde ik, verbalisant [X] , [eiseres sub 1] de sleutels te overhandigen. Wij zagen dat [eiseres sub 1] hier niet aan voldeed. Wij zagen dat [eiseres sub 1] bleef zitten en hoorden [eiseres sub 1] schreeuwen: “ Het is mijn auto.” Hierop vorderde ik [eiseres sub 1] nogmaals de sleutels te overhandigen. Ik zag dat [eiseres sub 1] hier niet aan voldeed. Kennelijk wilde [eiseres sub 1] niet voldoen aan de verplichting tot overgifte van de autosleutels. Hierop probeerde ik, verbalisant [X] , de sleutels uit het contactslot te halen, Ik bukte voorover de auto in en reikte met mijn hand naar het contactslot. Ik zag dat [eiseres sub 1] mijn hand wegduwde en de sleutels pakte. Ik vorderde [eiseres sub 1] de sleutels te overhandigen en zag dat ze hier niet aan voldeed. Hierop heb ik, verbalisant [X] , [eiseres sub 1] aangehouden. Tijdens de aanhouding verzette [eiseres sub 1] zich. Ik had [eiseres sub 1] haar rechterhand vast. Ik zag en voelde namelijk dat [eiseres sub 1] haar lichaam krachtig heen en weer bewoog. Ik voelde dat [eiseres sub 1] haar rechter arm met kracht naar zich toe trok en in tegengestelde richting bracht dan dat ik wilde en trachtte te brengen. De aanhouding van [eiseres sub 1] is gerelateerd hij afzonderlijk proces-verbaal, welke bij dit proces—verbaal zal worden gevoegd. Bij de aanhouding is geweld gebruikt, dit is op de gebruikelijke wijze gemeld en vastgelegd.”
2.9.
De rechtbank is van oordeel dat de duwende beweging waarover [eiseres sub 1] verklaard heeft, moet worden beschouwd als een vorm van fysiek verzet. Deze verklaring biedt voor een deel ondersteuning aan hetgeen is opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen, waarin ook fysiek verzet van [eiseres sub 1] tegen de buitengebruikstelling en aanhouding gerapporteerd wordt. De verklaring van [eiseres sub 2] dat [eiseres sub 1] niets gedaan heeft in de richting van de agent is niet te verenigen met de eigen verklaring van [eiseres sub 1] dat zij een duwende beweging heeft gemaakt in de richting van de agent. Ten aanzien van de verklaring van [eiser sub 3] geldt dat hij verklaard heeft dat hij niet heeft kunnen zien wat [eiseres sub 1] in de auto heeft gedaan. Zijn verklaring kan derhalve niet bijdragen aan het door [eiseres sub 1] te leveren bewijs, voor zover het het verzet tegen de buitengebruikstelling betreft.
2.10.
Eisers hebben in de conclusie na enquête nog aangevoerd dat de Staat geweigerd heeft om bewakingsbeelden ter beschikking te stellen aan de eisers. Eisers achten de opmerking in het proces-verbaal van bevindingen – waarin een verbalisant die niet bij de aanhouding betrokken is geweest, beschreven heeft wat hij heeft waargenomen op de camerabeelden – dat er niets relevants op deze beelden zou staan, ongeloofwaardig. De rechtbank begrijpt dat eisers de stelling innemen dat het ontbreken van beelden, de verklaringen van [X] en [Y] eveneens ongeloofwaardig zou maken. De rechtbank overweegt dat de Staat voldoende toegelicht heeft dat de betreffende beelden thans niet meer beschikbaar zijn. De rechtbank heeft geen reden om de inhoud van het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal, waarin de inhoud van de camerabeelden is beschreven, in twijfel te trekken. Eisers hebben ook niets aangevoerd dat daarvoor aanleiding zou kunnen geven. Dit geldt te meer nu de Staat in zijn antwoordconclusie na enquête heeft toegelicht dat de beveiligingscamera waarvan de beelden uitgelezen zijn op een grote afstand gepositioneerd was ten opzichte van de plaats waar de aanhouding heeft plaatsgevonden. Gesteld noch gebleken is dat in de directe omgeving andere beveiligingscamera’s geplaatst waren die een beter zicht gaven op de situatie. Ook de omstandigheid dat [X] en [Y] meer dan vier jaar na dato geen actieve herinneringen meer hebben aan de aanhouding, acht de rechtbank niet ongeloofwaardig, nu beide getuigen verklaard hebben veel aanhoudingen te verrichten en dat hen geen bijzonderheden van deze aanhouding zijn bijgebleven. De overige stellingen in de akte opgave getuigen en de conclusie na enquête hebben geen betrekking op het
probandum, zodat de rechtbank die stellingen verder onbesproken zal laten.
probandum, zodat de rechtbank die stellingen verder onbesproken zal laten.
2.11.
Uit het voorgaande volgt dat [eiseres sub 1] er niet in geslaagd is te bewijzen dat zij zich niet op enige fysieke wijze verzet heeft tegen de buitengebruikstelling van de auto. Dit betekent dat [eiseres sub 1] reeds op deze grond er niet in geslaagd te bewijzen dat een redelijk vermoeden van schuld ontbrak op grond waarvan zij kon worden aangehouden. Bij deze stand van zaken kan verder in het midden blijven of [eiseres sub 1] zich al dan niet verzet heeft tegen haar aanhouding. De bewijswaardering dienaangaande zal verder buiten beschouwing gelaten worden.
[eiseres sub 2]
2.12.
Met betrekking tot haar eigen situatie heeft [eiseres sub 2] tijdens het getuigenverhoor in deze procedure verklaard dat zij op de achterbank, achter de bestuurdersstoel zat toen de politie haar wilde aanhouden. Op het moment dat [eiseres sub 1] uit de auto getrokken werd heeft [eiseres sub 2] gezegd dat [eiseres sub 1] last heeft van haar schouder. [eiseres sub 2] zat op dat moment nog op de achterbank.
2.13.
[eiseres sub 2] heeft na haar aanhouding bij de politie het volgende verklaard:
“
v: U bent aangehouden omdat u verdacht wordt van belemmering, kunt u vertellen wat er precies gebeurd is?
v: U bent aangehouden omdat u verdacht wordt van belemmering, kunt u vertellen wat er precies gebeurd is?
a: Ik zat in de auto, ik zat achterin. Ik was met mijn broertje [= [eiser sub 3] , rb.] en mijn dochter [= [eiseres sub 1] , rb.]. Mijn broer reed. Ik merkte dat hij achteruit reed. Toen kwam de politie. Hij pakt mijn broer eruit. Hij vraagt zijn rijbewijs. Toen zei mijn dochter: “he, dat slaat nergens op, waarom doe je dat?”. Toen pakten ze mijn dochter eruit, met handboeien. Ik zat achterin de auto, met beide deuren dicht. Ik kon nergens heen, hoe kan ik belemmeren? Ik deed mijn hand, ik zei “zij heeft last van haar hand”, toen pakten ze mij eruit. (…)
v: Waar was u precies toen de politie kwam?
a: Ik zat achterin de auto. Er zit kinderslot op de deuren, dus ik kon de deuren niet openen.
(…)
v: Klopt het dat u zich, toen uw dochter werd aangehouden, heeft bemoeid met deze aanhouding?
a: Ik zat achter in de auto, vertelt u mij, hoe kan ik mij er mee bemoeien? Ik deed alleen mijn hand zo, naar voren, ik wees de schouder van mijn dochter aan, om aan te wijzen waar zij pijn had. Ik zag dat de politie heel hard trok. Ik zei nog “ze heeft last van haar schouder”. Dat was alles.
v: Hebt u de handen van de politie-agent weggeduwd?
a: Nee. Ik heb helemaal die agent niet aangeraakt. De politie heeft mij gepakt. Ik had altijd respect voor politie-agenten, dat ze mensen beschermen. (…)
v: Wat gebeurde er nadat u uw dochters arm had aangewezen?
a: De politie maakt de deur open en trekt mij eruit met de handboeien.
v: Hebben ze gevraagd of u uit wilde stappen?
a: Nee, hij trok me gewoon eruit. Hij zei “je gaat ook mee”. Hij trok heel hard aan mijn linkerarm. Hij deed toen ook gelijk de handboeien er omheen. Hij deed mijn hand heel hard naar achteren, dat deed pijn.
v: Was u verbaal erg aanwezig misschien?
a: Nee. Mijn dochter zei alleen dat haar arm erg pijn deed. Ik zei toen alleen “ga maar hard schreeuwen en huilen.
v: Wilt u verder nog iets verklaren?
a: (…) Ik heb de politie niet belemmerd bij hun werk.”
2.14.
Als getuige in onderhavige civiele procedure heeft [eiseres sub 2] verklaard dat zij, anders dan in het proces-verbaal van verhoor, geen beweging met haar hand gemaakt heeft. [eiseres sub 2] weet niet waarom zij bij de politie verklaard heeft dat zij wel met haar hand naar voren gegaan is.
2.15.
[eiseres sub 1] heeft verklaard dat zij niet gezien heeft wat [eiseres sub 2] gedaan heeft. Het enige dat zij weet is dat [eiseres sub 2] rustig achterin de auto naast de boodschappen met bloemen op haar schoot zat. [eiseres sub 2] zat min of meer ingesloten. [eiseres sub 2] heeft tegen de agenten gezegd dat ze rustig aan moesten doen omdat [eiseres sub 1] pijn in haar arm heeft. [eiseres sub 1] heeft niet gemerkt dat de arm van [eiseres sub 2] naar voren gekomen is. [eiseres sub 1] heeft niet gezien dat [eiseres sub 2] iets tegen de agenten heeft gedaan.
2.16.
[eiser sub 3] heeft niet gezien wat [eiseres sub 2] in de auto gedaan heeft. Zij kon ook niet veel doen omdat de deur op het kinderslot zat. De agenten hebben tegen [eiseres sub 2] gezegd dat zij moest uitstappen, maar zij kon de deur vanwege het kinderslot niet openen, waarna de agenten agressief werden en begonnen te schreeuwen.
2.17.
[X] en [Y] hebben ook geen actieve, gedetailleerde herinneringen aan de aanhouding van [eiseres sub 2] en zij verwijzen naar het indertijd door hen opgestelde proces-verbaal. Omwille van de zelfstandige leesbaarheid van dit vonnis wordt het proces-verbaal dat reeds onder randnummer 2.6 van het tussenvonnis is aangehaald, nogmaals geciteerd:
[eiseres sub 2]
Tijdens de aanhouding van [eiseres sub 1] begon de mevrouw op de achterste stoel zich ook met de situatie te bemoeien. Deze mevrouw bleek later te zijn:
** [eiseres sub 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [...] **
Om verwarring te voorkomen in dit Proces-Verbaal zullen we bij haar verwijzen naar haar voornaam, [voornaam eiseres sub 2] .
Wij, verbalisanten, hoorden [voornaam eiseres sub 2] schreeuwen. Wij konden [voornaam eiseres sub 2] echter niet verstaan. Ik, verbalisant [X] , zag en voelde dat [voornaam eiseres sub 2] mijn handen wegtrok terwijl ik [eiseres sub 1] aanhield. Ik voelde namelijk dat [voornaam eiseres sub 2] krachtig aan mijn rechter arm trok. Hierdoor werd ik gehinderd in mijn werkzaamheden. Ik kon de aanhouding van [eiseres sub 1] hierdoor namelijk niet direct verrichten. Kennelijk belemmerde [voornaam eiseres sub 2] mij in mijn werk. Hierop heb ik [voornaam eiseres sub 2] aangehouden. Bij de aanhouding verzette [voornaam eiseres sub 2] zich ook. Ik voelde namelijk dat [voornaam eiseres sub 2] haar lichaam heen en weer bewoog en haar rechter arm krachtig omhoog bracht. Kennelijk wilde [voornaam eiseres sub 2] niet aan de aanhouding meewerken De aanhouding van [voornaam eiseres sub 2] is gerelateerd bij afzonderlijk proces-verbaal, welke bij dit proces-verbaal zal worden gevoegd. Bij de aanhouding is geweld gebruikt, dit is op de gebruikelijke wijze gemeld en vastgelegd.
2.18.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [eiseres sub 2] moet worden aangemerkt als een verklaring van een partijgetuige. Dit betekent dat haar verklaring omtrent door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs (zie ook artikel 164 lid 2 Rv).
2.19.
De getuigen [X] en [Y] hebben verwezen naar het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van bevindingen waarin is opgenomen dat [X] gevoeld heeft dat [eiseres sub 2] krachtig aan zijn rechterarm trok waardoor hij belemmerd werd bij de aanhouding van [eiseres sub 1] . Deze verklaring draagt niet bij aan het door eisers te leveren bewijs. In tegendeel: het in het proces-verbaal beschreven handelen van [eiseres sub 2] kwalificeert juist als fysiek verzet van [eiseres sub 2] . Voor hetgeen eisers hebben aangevoerd in de conclusie na enquête over de beschikbaarheid van camerabeelden en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [X] en [Y] , verwijst de rechtbank naar hetgeen is overwogen onder 2.10.
2.20.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 3] hebben beiden verklaard niet gezien te hebben wat [eiseres sub 2] gedaan heeft. De omstandigheid dat [eiseres sub 2] met een bos bloemen op haar schoot zat en dat naast haar boodschappen stonden, sluit niet uit dat zij zich fysiek kan verzetten zoals omschreven in het proces-verbaal van bevindingen. Ook voor de omstandigheid dat de achterdeur niet door [eiseres sub 2] kon worden geopend vanwege het kinderslot, geldt hetzelfde. Het eerste deel van het door [X] en [Y] geverbaliseerde fysieke verzet ziet immers op het moment dat [eiseres sub 2] op de achterbank gezeten was met een gesloten achterdeur. De verklaringen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] leveren derhalve geen (onvolledig) bewijs in het voordeel van [eiseres sub 2] op.
2.21.
Uit het voorgaande volgt dat er geen (onvolledig) bewijs is dat de verklaring van [eiseres sub 2] ondersteunt en zij er niet in geslaagd is te bewijzen dat zij zich niet op enige fysieke wijze verzet heeft tegen de buitengebruikstelling van de auto. Dit betekent dat [eiseres sub 2] reeds op deze grond er niet in geslaagd is te bewijzen dat een redelijk vermoeden van schuld ontbrak op grond waarvan zij kon worden aangehouden. Bij deze stand van zaken kan verder in het midden blijven of [eiseres sub 2] zich al dan niet verzet heeft tegen haar aanhouding. De bewijswaardering dienaangaande zal verder buiten beschouwing gelaten worden.
Conclusie
2.22.
De rechtbank concludeert, mede onder verwijzing naar hetgeen zij heeft overwogen in het tussenvonnis, dat slechts de aanhouding van [eiser sub 3] en de buitengebruikstelling van de auto onrechtmatig zijn. De onder A gevorderde verklaring voor recht is met betrekking tot die onderdelen toewijsbaar en de Staat dient de schade die hiervan het gevolg is te vergoeden. De zaak zal hiervoor naar de schadestaatprocedure worden verwezen. De rechtbank zal geen voorschot (vordering I) toekennen, nu de stellingen van eisers over de hoogte van de door hen geleden schade onvoldoende concrete aanknopingspunten bieden om een voorschot te kunnen bepalen. Overigens ziet de rechtbank, op basis van hetgeen is aangevoerd door eisers, thans enkel aanknopingspunten voor een schadevergoeding van een beperkte omvang. Voor zo ver uit de stellingen van eisers volgt komen alleen in aanmerking voor een (beperkte) schadevergoeding van de immateriële schade die het gevolg is van de onrechtmatige aanhouding van [eiser sub 3] en de extra kosten die eisers hebben moeten maken voor vervangend vervoer in de periode dat de auto buiten gebruik gesteld is. Eisers hebben niet onderbouwd op grond van welke juridische verplichting de Staat gehouden is een advertentie te plaatsen waarin vermeld is dat hij onrechtmatig gehandeld heeft. Ook vordering H wordt afgewezen.
Proceskosten
2.23.
Nu partijen over en weer in het ongelijk gesteld zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
3.De beslissing
De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat de aanhouding van [eiser sub 3] op 31 januari 2014 en de buitengebruikstelling van de auto met kenteken [nummer] vanaf 31 januari 2014 onrechtmatig is geweest;
3.2.
veroordeelt de Staat tot een vergoeding van de schade die het gevolg is van het onder 3.1. genoemde onrechtmatig handelen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van de partijen de eigen proceskosten draagt; en
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2019. [1]