ECLI:NL:RBDHA:2019:12147

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
NL 19.23781 en 19.23782
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondheid en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een Ghanese vrouw, die haar asielaanvraag had ingediend op 21 september 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft haar aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat Ghana een veilig land van herkomst is. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om haar uitzetting te verbieden totdat op haar beroep is beslist. Tijdens de zitting op 30 oktober 2019 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft het onderzoek na de zitting gesloten.

Eiseres heeft aangevoerd dat het gehoor niet zorgvuldig is afgenomen, omdat zij niet in haar moedertaal is gehoord en de tolk fouten heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt echter dat, hoewel verweerder de elementen van haar relaas geloofwaardig heeft geacht, dit niet voldoende is voor asielbescherming. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij bij terugkeer naar Ghana vreest voor vervolging of behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De wens van haar familie dat zij priesteres wordt, geuit in een droom, is niet voldoende om een gegronde vrees voor vervolging aan te tonen.

Daarnaast heeft eiseres betoogd dat verweerder in strijd met de Terugkeerrichtlijn geen schorsende werking aan haar beroep heeft toegekend. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de juiste procedure heeft gevolgd en dat de eis om een verzoek om voorlopige voorziening in overeenstemming is met de Europese regelgeving. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.23781 en NL19.23782
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , verzoekster/eiseres (eiseres)

(gemachtigde: [naam] ),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om verweerder bij wijze van voorlopige voorziening te verbieden haar uit te zetten totdat op haar beroep is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn behandeld op de zitting van 30 oktober 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk Twi is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank/voorzieningenrechter (rechtbank) heeft het onderzoek na afloop van de zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is van Ghanese nationaliteit en geboren op [geboortedatum] . Zij is op 21 september 2019 Nederland ingereisd vanuit Zuid-Afrika met een geldig visum. Op dezelfde dag deed zij haar asielaanvraag bij verweerder.
2. Bij haar aanvraag deed eiseres het volgende relaas. De familie van haar vaderskant wil dat zij [naam] wordt. Zij heeft haar oma in een droom gezien, die zei dat ze wilde dat zij de toekomstige priesteres van de familie wordt. Eiseres wil dat niet en daarom heeft zij Ghana verlaten en is zij naar Zuid-Afrika gegaan. Na daar ongeveer een jaar te hebben gewoond, is eiseres vanwege het geweld tegen immigranten in Zuid‑Afrika naar Nederland gereisd. Zij vreest voor haar familie bij terugkeer naar Ghana.
3. Verweerder heeft het relaas opgedeeld in de volgende relevante elementen:
a. identiteit, nationaliteit en herkomst;
b. eiseres is in een droom gevraagd om [naam] te worden.
4. Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig geacht. Dit acht verweerder echter niet voldoende voor asielbescherming. Verweerder gaat ervan uit dat Ghana een veilig land van herkomst is. Dat dat voor eiseres niet het geval is, heeft zij niet aannemelijk gemaakt. Daarom heeft verweerder de aanvraag afgewezen op grond van artikelen 31, eerste lid, en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Hiertegen richt zich het beroep van eiseres.
5. Eiseres voert aan dat het gehoor niet zo is ingericht dat zij de gronden van haar asielaanvraag uiteen heeft kunnen zetten. Zij is niet gehoord in haar moedertaal en de tolk heeft fouten gemaakt. Verweerders stelling dat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad omdat haar relaas geloofwaardig is geacht, gaat niet op. Verweerder heeft immers verzuimd om haar problemen bij terugkeer vanwege de weigering om [naam] te worden als relevant element op te nemen. Ook heeft verweerder verzuimd om door te vragen over de manier waarop het voodoopriesterschap in Ghana wordt doorgegeven binnen families zoals die van eiseres. Verweerder had hier rekening mee moeten houden in de besluitvorming.
6. De beroepsgrond slaagt niet. Wat eiseres niet heeft kunnen verklaren in het gehoor, heeft zij niet concreet kunnen maken. Haar gemachtigde heeft ter zitting toegelicht dat zij met meer diepgang had willen verklaren, met name over de problemen die haar te wachten staan bij terugkomst. Daarover zijn in het nader gehoor veelvuldig vragen gesteld, maar eiseres heeft daar geen concrete antwoorden op kunnen geven. Op de zitting heeft eiseres hierover ook weer geen concrete informatie gegeven. Eiseres kan niet vertellen wat er met haar gaat gebeuren als zij weigert priesteres te worden en waarom zij daarvoor bescherming nodig heeft van Nederland. Dat verweerder dit als relevant element had moeten duiden volgt de rechtbank daarom niet. Voor zover al gezegd kan worden dat het gehoor niet zorgvuldig is afgenomen, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad. Dat verweerder meer rekening had moeten houden met de culturele achtergrond van het voodoopriesterschap, waarover eiseres algemene informatie heeft overgelegd, volgt de rechtbank ook niet. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat haar relaas niet wijst op een gegronde vrees voor vervolging, dan wel behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De wens van haar familie, enkel geuit in een droom van eiseres, dat zij priesteres wordt, wijst daar niet op. Over de gevolgen van weigering heeft eiseres onvoldoende concreet verklaard, terwijl dat wel op haar weg lag als aanvrager. Algemene informatie over het voodoopriesterschap in artikelen van [naam] , [naam] en [naam] verandert het voorgaande niet.
7. Eiseres voert verder aan dat verweerder in strijd met de Terugkeerrichtlijn [1] geen schorsende werking aan haar beroep heeft toegekend en heeft geëist dat zij een verzoek om een voorlopige voorziening indient. Dit volgt uit het arrest Gnandi [2] . Daarom is volgens eiseres het terugkeerbesluit onrechtmatig net als het inreisverbod.
8. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 oktober 2019 [3] volgt dat als een asielverzoek is afgewezen als kennelijk ongegrond, zoals in dit geval, de gevolgen van het besluit alleen moeten worden opgeschort voor de termijn van het instellen van beroep. Verweerder heeft deze handelwijze gevolgd in het bestreden besluit. Dat hij voor het opschorten van de gevolgen van het besluit tijdens de beroepsprocedure een handeling van eiseres heeft verwacht in de vorm van het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening is niet in strijd met Europese regelgeving volgens de Afdeling.
9. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden meer voor het toewijzen van de voorlopige voorziening. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak NL19.23781,
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter,
in de zaak NL19.23782,
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, rechter/voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.V.A. Corstens, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voorzover daarin wordt beslist op het beroep, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Richtlijn 2008/115/EG van het europees parlement en de raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.
2.Arrest van het HvJEU van 19 juni 2018, C-181/16, ECLI:EU:C:2018:465.
3.ECLI:NL:RVS:2019:3442, gepubliceerd op rechtspraak.nl, zie rechtsoverweging 4.1.