Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2019 in de zaak tussen
[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
1 maart 2013 van rechtswege op grond van artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en gelet op het arrest van 10 mei 2017 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Chavez-Vilchez, C-133/15) verblijfsrecht heeft in Nederland om bij zijn minderjarige kinderen te zijn. Dit is hem bij (aanvullend) besluit van 5 april 2018 kenbaar gemaakt. Aan eiser is bij voornoemd besluit een document als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) met de aantekening ‘Residence card for a family member of an EU citizen’ verleend met een geldigheidsduur van vijf jaar. Eiser heeft op 12 april 2018 onderhavige aanvraag ingediend waarmee hij afgifte beoogt van een document als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Vw, waaruit een duurzaam verblijfsrecht als burger van de Unie of als familielid blijkt.
6 april 2018 leidt niet tot een ander oordeel nu die uitspraak dateert van vóór de Afdelingsuitspraak van 2 mei 2018.