Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. A. Nobel, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende man, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend in Zwitserland en Duitsland, en verweerder had de Duitse autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen. Eiser voerde aan dat hij in Duitsland slechte opvang had ervaren en dat hij geen vertrouwen had in de Duitse autoriteiten, wat zijn verzoek om behandeling van zijn asielaanvraag in Nederland ondersteunde. Tijdens de zitting op 29 januari 2019 was eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig.
De rechtbank overwoog dat de Dublinverordening in het algemeen het interstatelijk vertrouwensbeginsel hanteert, wat betekent dat verweerder ervan uit kan gaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser had niet voldoende bewijs geleverd dat Duitsland deze verplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank verwierp eisers argumenten over schending van mensenrechten en het recht op rechtsbijstand, en concludeerde dat er geen grond was om te twijfelen aan de behandeling van de asielaanvraag door Duitsland. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid had besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.