ECLI:NL:RBDHA:2019:12815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
2 december 2019
Zaaknummer
NL 19.8897 en 19.8898
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van alleenstaande vrouw uit Afghanistan en de motivering van de opvangmogelijkheden in Afghanistan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een alleenstaande Afghaanse vrouw en haar kinderen tegen de afwijzing van hun asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verweerder meende dat de vrouw kon terugvallen op haar broer en ex-schoonfamilie in Afghanistan voor opvang en bescherming. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de motivering van de verweerder onvoldoende was. De vrouw had eerder asiel aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat de problemen met een oud-docent niet geloofwaardig werden geacht, terwijl de andere problemen wel geloofwaardig waren, maar niet voldoende voor asielbescherming. In de herhaalde aanvraag stelde de vrouw dat zij als alleenstaande vrouw in Afghanistan in gevaar zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de vrouw en haar kinderen bij haar broer of ex-schoonfamilie terecht konden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werden de proceskosten van de eisers vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.8897, NL19.8898
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 10 mei 2019 in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum ] ,
van Afghaanse nationaliteit, eiseres
en haar kinderen

[eiser(es)] ,

geboren op [geboortedatum ] ,
van Afghaanse nationaliteit,

[eiser(es)] ,

geboren op [geboortedatum ] ,
van Afghaanse nationaliteit (samen ook: eisers)
(gemachtigde: [naam] ),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep
1. Eiseres heeft op 5 februari 2016 Afghanistan verlaten per vliegtuig naar Parijs. Zij is op 6 februari 2016 Nederland ingereisd.
2. Eiseres deed eerder op 19 april 2016 een aanvraag tot verlening van een asielvergunning. Bij deze aanvraag stelde zij te vrezen voor een oud-docent met wie zij problemen heeft gekregen nadat zij een klacht tegen hem had ingediend. Ook is zij beschoten, ontvoerd en verkracht. Deze aanvraag heeft verweerder bij beslissing van 9 mei 2017 afgewezen als ongegrond. De problemen met de oud-docent vond verweerder niet geloofwaardig. De beschieting, ontvoering en verkrachting vond verweerder wel geloofwaardig maar niet voldoende voor asielbescherming. Dit besluit staat in rechte vast met de uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2017. [1]
3. Op 26 februari 2018 deed eiseres de herhaalde aanvraag waar dit beroep over gaat. Eiseres stelt dat zij officieel is gescheiden van haar echtgenoot op [datum] , wat tot gevolg heeft dat zij in Afghanistan als alleenstaande vrouw zal moeten leven. Bij haar aanvraag heeft zij ter onderbouwing overgelegd:
- een brief van ex-echtgenoot van 25 januari 2018;
- een originele echtscheidingsakte van [datum] ;
- de tazkera (legitimatiebewijs) van eiseres.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Hoewel hij de scheiding volgt beschouwt hij haar niet als alleenstaande vrouw zoals bedoeld in zijn beleid in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Verweerder gaat er op grond van de verklaringen van eiseres van uit dat zij voor opvang en bescherming kan terugvallen op één van haar in [plaatsnaam] verblijvende broers, dan wel haar ex-schoonfamilie. Dat zij niet op hen kan terugvallen heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt.
5. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij geen alleenstaande vrouw in de zin van zijn beleid is. Zij kan namelijk niet terugvallen op de door verweerder genoemde personen voor opvang en bescherming.
6. In paragraaf C7/2.4.5 van de Vc staat:

Aan een alleenstaande vrouw uit Afghanistan verleent de IND in de regel een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.
Bij de beoordeling of een vrouw in Afghanistan als alleenstaand wordt gezien en op die grond bescherming behoeft, wordt in ieder geval meegewogen dat:

1. zij geen echtgenoot heeft – of geen persoon met wie zij een duurzame relatie heeft – in Afghanistan met wie zij kan gaan samenleven;

2. de gezinsband met haar ouderlijk gezin is verbroken en zij aannemelijk heeft gemaakt dat deze niet kan worden hersteld;

3. er geen familielid of sociaal netwerk is waar de vrouw, gelet op haar individuele omstandigheden, voor opvang en bescherming op terug kan vallen.

De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw aan een alleenstaande vrouw als op grond van haar individuele asielrelaas aannemelijk is dat zij geen bescherming op grond van haar alleenstaande status nodig heeft. Hierbij wordt onder andere meegewogen of en hoe zij zich in het verleden zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in het land van herkomst.”
7. Niet in geschil is dat eiseres geen echtgenoot heeft en dat haar ouders niet meer leven. Het geschil gaat over de vraag of verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat zij opvang en bescherming kan krijgen in Afghanistan bij haar broer dan wel ex-schoonfamilie.
8. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt niet voldoende gemotiveerd is. Dat eiseres met haar kinderen terecht kan bij haar broer of ex-schoonfamilie ziet de rechtbank met de huidige motivering niet in. Daarbij acht de rechtbank het volgende van belang.
8.1
Eiseres heeft tijdens het gehoor opvolgende aanvraag verklaard dat zij en de kinderen voor haar scheiding altijd bij haar ex-echtgenoot hebben gewoond en dat eiseres zelf nooit gewerkt heeft. Ook heeft zij in haar zienswijze verklaard dat zij niet bij haar broer in [plaatsnaam] terecht kan omdat hij te klein woont met zijn eigen gezin en een tweede broer die aan Multiple Sclerosis lijdt, waarvoor haar broer (financieel) zorgt. Het gezin beschikt ook over te weinig financiële middelen om eveneens eiseres met haar kinderen in huis te nemen. Bij haar zienswijze heeft eiseres een verklaring van haar broer van 9 maart 2019 overgelegd waarin hij dit bevestigd.
8.2
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de woon- en financiële situatie van de broer van eiseres geen rol spelen in de beoordeling, hoe betreurenswaardig ook. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Dat deze omstandigheden geen rol spelen volgt niet uit het beleid en overigens ziet de rechtbank ook niet in waarom verweerder dit buiten de beoordeling laat. De omstandigheden die eiseres aanvoert doen afbreuk aan de mogelijkheid die eisers broer heeft om haar feitelijk opvang te bieden. Deze opvang is niet los te zien van de bescherming die eiseres nodig heeft om geen risico te lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Nu verweerder deze omstandigheden niet heeft betwist in het bestreden besluit, maar zelfs erkent en betreurenswaardig noemt, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres met haar kinderen bij haar broer in [plaatsnaam] terecht kan voor opvang en bescherming.
8.3
Verweerders standpunt ter zitting dat eiseres de woonsituatie van haar broer en zijn financiële capaciteit niet met objectieve en verifieerbare bewijsmiddelen heeft onderbouwd acht de rechtbank niet verenigbaar met het standpunt ingenomen in het bestreden besluit. Als verweerder de door eiseres aangevoerde omstandigheden relevant maar niet geloofwaardig vond had hij dit daar moeten tegenwerpen. De rechtbank volgt dit standpunt daarom niet.
8.4
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ook onvoldoende gemotiveerd heeft dat eiseres en haar kinderen bij de ex-schoonfamilie van eiseres terecht kunnen voor opvang en bescherming. Los van de door eiseres gestelde dreigementen van deze familie over de claims die zij hebben op de voogdij over haar kinderen, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom hij ervan uit gaat dat eisers daar terecht kunnen. De rechtbank acht dat niet vanzelfsprekend, zeker nu eiseres in het gehoor opvolgende aanvraag heeft aangegeven dat zij geen enkele titel heeft om een beroep op hen te doen als gescheiden vrouw en dat haar ervaring is dat verkrachte vrouwen in naam van de eer worden verlaten of afgemaakt door de familie van hun man. [2] Verweerder heeft hier niet op doorgevraagd. De enkele omstandigheid dat eiseres nog contact heeft met haar ex-echtgenoot in Brussel over de kinderen is onvoldoende om ervan uit te gaan dat zij en haar kinderen in huis zullen worden genomen bij zijn familie in Afghanistan.
8.5
De conclusie is dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Afghanistan een risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De aanvraag is dan ook ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond.
9. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal hiervoor een termijn van vier weken stellen.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
10. Eisers hebben de rechtbank verzocht om verweerder te verbieden hen uit te zetten zolang nog niet is beslist op zijn beroep. Omdat de rechtbank nu op het beroep heeft beslist bestaat geen aanleiding meer om dit verzoek toe te wijzen.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,--, en een wegingsfactor 1). Als aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer NL19.8897:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak te nemen op de met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer NL 19.8898:
- wijst het verzoek af.
De rechtbank en de voorzieningenrechter,
in beide zaken:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.536,--.
Deze uitspraak is gedaan op 10 mei 2019 door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.V.A. Corstens, griffier.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover op het beroep is beslist, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.201704822/1/V2 en 201704822/2/V2 (niet gepubliceerd).
2.Pagina 9 van het rapport van het gehoor opvolgende aanvraag.