In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 mei 2019 uitspraak gedaan in een deelgeschilprocedure tussen [verzoeker], de weduwnaar van mevrouw [A], en de Onderlinge Waarborgmaatschappij Centramed B.A., de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis waar mevrouw [A] is behandeld. De procedure betreft een verzoek van [verzoeker] om te verklaren dat Centramed de buitengerechtelijke kosten dient te vergoeden die hij heeft gemaakt in verband met de aansprakelijkheidsstelling van het ziekenhuis na het overlijden van zijn vrouw.
Mevrouw [A] overleed op 9 september 2015 na complicaties na een buikoperatie. [Verzoeker] heeft het ziekenhuis aansprakelijk gesteld en na een deskundigenrapport, dat geen beroepsfout aantoonde, heeft Centramed een bedrag van € 15.000 aangeboden ter beëindiging van het geschil, zonder erkenning van aansprakelijkheid. [Verzoeker] heeft echter hogere buitengerechtelijke kosten gemaakt en verzoekt nu om vergoeding van deze kosten, die hij heeft gemaakt voor de diensten van zijn advocaten en belangenbehartigers.
De rechtbank heeft geoordeeld dat [verzoeker] niet ontvankelijk is in zijn verzoek voor de kosten van zijn eerdere belangenbehartiger, mr. [X], omdat deze kosten zijn gecedeerd aan mr. [X]. Voor de kosten van mr. Voorvaart is [verzoeker] wel ontvankelijk, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de buitengerechtelijke kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat Centramed geen aansprakelijkheid heeft erkend. De rechtbank heeft de verzoeken van [verzoeker] afgewezen en benadrukt dat de kosten niet de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan, gezien de hoogte van de gemaakte kosten en de omstandigheden van de zaak.