ECLI:NL:RBDHA:2019:12917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
5 december 2019
Zaaknummer
AWB 19/3172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake uitstel van vertrek na uitzetting

Op 1 februari 2019 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is op 28 maart 2019 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. De zitting vond plaats op 21 november 2019, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De Staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat eiser op 20 februari 2019 naar Duitsland is uitgezet. Hierdoor rijst de vraag of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep. De rechtbank stelt vast dat het procesbelang enkel kan bestaan indien eiser nog in Nederland verblijft, wat niet het geval is. De rechtbank wijst erop dat de beoordeling van het beroep enkel kan plaatsvinden op basis van de situatie ten tijde van de behandeling van het beroep. Eiser heeft geen belang bij de beoordeling van zijn aanvraag om uitstel van vertrek, omdat hij niet meer in Nederland is.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 december 2019 door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Rademakers-Heins, griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/3172

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2019 in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer]
gemachtigde: mr. S.C. van Paridon,
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, daaronder mede begrepen diens rechtsvoorganger(s), verweerder,
gemachtigde: mr. M. Demoud-van Dongen.

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
Bij besluit van 28 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2019. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 3 januari 2019 een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 ingediend, waarna het primaire besluit is genomen. Op 20 februari 2019 is eiser uitgezet naar Duitsland. Daarom doet zich de vraag voor of eiser nog procesbelang heeft bij onderhavig beroep.
2. In het kader van artikel 64 van de Vw 2000 staat uitsluitend ter beoordeling of uitzetting achterwege moet blijven wegens de gezondheidstoestand van de vreemdeling. Daarbij gaat het om uitzetting uit Nederland. Uit bovenstaande volgt echter dat eiser is uitgezet en niet meer in Nederland verblijft. Met het beroep kan hij dus niet bereiken dat hij niet wordt uitgezet. Daarom heeft hij geen belang bij de beoordeling ervan. Dat eiser anders dan in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3577 ten tijde van aanvraag en van het primaire besluit nog in Nederland verbleef, kan aan het voorgaande niet afdoen, omdat voor de vaststelling of eiser procesbelang heeft slechts van belang is of eiser ten tijde van de behandeling van zijn beroep nog in Nederland verbleef. De door eiser aangehaalde rechtspraak over terugkeerbesluiten kunnen hem ook niet baten. Terugkeerbesluiten kunnen immers ook na de uitzetting van belang zijn voor de rechtspositie van een vreemdeling, bijvoorbeeld voor de oplegging van een inreisverbod of in het kader van een schadevergoeding. Dat is bij aanvragen om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 niet het geval, althans niet in dit concrete geval. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiser zijn geleden schade niet heeft geconcretiseerd.
2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Rademakers-Heins, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 5 december 2019.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.