ECLI:NL:RBDHA:2019:12943

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
5 december 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens laden en lossen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Delft. De naheffingsaanslag, die een bedrag van € 90,50 omvatte, was opgelegd omdat de auto van eiser geparkeerd stond op een locatie waar alleen met een vergunning of tegen betaling van parkeerbelasting geparkeerd mocht worden. Eiser betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat hij op het moment van de constatering van de overtreding zijn auto aan een laadpaal had aangesloten en parkeergeld had betaald.

Tijdens de zitting op 26 september 2019 heeft eiser verklaard dat hij kort voor de constatering van de overtreding zijn auto had geparkeerd om enkele zaken af te geven bij een zieke collega. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van eiser twee minuten na de constatering van de overtreding was aangesloten op de laadpaal en dat eiser drie minuten later ook daadwerkelijk parkeerbelasting had voldaan. De rechtbank oordeelde dat er in dit geval geen sprake was van parkeren, maar van laden en lossen, en dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en de naheffingsaanslag vernietigd. Tevens is de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/2976
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Delft, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 1 april 2019 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2019.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak;
  • vernietigt de naheffingsaanslag;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Op 10 december 2018 omstreeks 16:58 uur stond de auto van eiser met kenteken
[kenteken] (de auto) geparkeerd in [plaats] op een locatie die door burgemeester en wethouders aangewezen als parkeerplaats waar alleen geparkeerd mag worden met een vergunning dan wel tegen betaling van parkeerbelasting.
2. Aan eiser is een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 90,50, bestaande uit € 29,50 aan parkeerbelasting en € 61 aan kosten. Uit de toelichting van de naheffingsaanslag volgt dat deze is opgelegd, omdat sprake was van een parkeerplaats voor vergunninghouders en er geen parkeerrecht bestond voor de auto.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eiser stelt dat hij op het onder 1. genoemde tijdstip niet op de [straat] stond, maar op de [straat] op de hoek met de [straat] . Eiser stelt dat hij de auto daar aan een laadpaal heeft aangesloten en parkeergeld heeft betaald. Eiser heeft daartoe een overzicht overgelegd waaruit volgt dat hij op 10 december 2018 van 16:55 tot en met 17:33 met laadpasnummer NL-TNM-212644-4 gebruik heeft gemaakt van laadpaal DB0316. Tevens heeft eiser een bankafschrift overgelegd waaruit blijkt dat op 10 december 2019 om 16:58 uur een bedrag van € 0,60 is voldaan ten gunste van ‘Delft T&H DELFT’.
5. Verweerder voert aan dat uit gegevens van de scanauto blijkt dat de auto om 16:53 is gescand op de [straat] (de locatie). Op deze locatie kan alleen met een dagvergunning van € 29,50 geparkeerd worden. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij, voordat hij de auto parkeerde op de [straat] , de auto kort op de locatie heeft gestaan om een enkele zaken, waaronder een bos bloemen, af te geven bij een zieke collega die op de [straat] woont. De rechtbank stelt vast dat de auto op het moment van de scan op de locatie stond.
6. Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 1, onderdeel c, van de Verordening parkeerbelasting 2018 van de gemeente Delft wordt onder ‘parkeren’ verstaan:

“het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden en lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten niet ingevolge wettelijk voorschrift is verboden”

7. Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige zaak geen sprake van parkeren, maar van laden en lossen. De rechtbank hecht geloof aan de verklaring ter zitting van eiser dat hij op bezoek ging bij een zieke collega en eerst enkele zaken moest afgeven alvorens hij de auto parkeerde en zijn bezoek vervolgde. Hierbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de auto twee minuten nadat de overtreding door de scanauto werd geconstateerd, aangesloten was op een laadpaal en eiser drie minuten later ook parkeerbelasting heeft voldaan. Deze omstandigheden, die door verweerder ook niet zijn betwist, sluiten aan bij de verklaring van eiser en de rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Verweerders verklaring ter zitting dat geen sprake is van laden en lossen, omdat het niet gaat om zaken van een zodanige omvang en gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per auto kunnen worden gehaald of gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft over de omvang of het gewicht van de afgegeven zaken niets gesteld.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag ten onrechte opgelegd.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep gegrond verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van mr. L.J.E. Steijvers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.