ECLI:NL:RBDHA:2019:12945
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en vergrijpboete
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een onderneming die zich richt op beheer en advies in licentie- en vermogensrechten, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014, alsook tegen een vergrijpboete en belastingrente. De inspecteur verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Eiseres stelde dat haar e-mail van 14 augustus 2018 als bezwaarschrift moest worden aangemerkt en dat er sprake was van onduidelijkheid over de reactietermijn.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en het bezwaarschrift van eiseres was pas na deze termijn ontvangen. De rechtbank concludeerde dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was en dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij in verzuim was geweest. Bovendien faalde het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan door de Belastingdienst die gerechtvaardigde verwachtingen bij eiseres hadden gewekt.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.